ECLI:NL:CRVB:2012:BY4494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-2566 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
  • A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep met betrekking tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding van A. te B. tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 januari 2010. De Raad had eerder, op 9 mei 2012, het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding in verband met de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).

De Staat heeft op 16 augustus 2012 een schriftelijke uiteenzetting gegeven, waarop de gemachtigde van betrokkene, mr. E.R. Lambooy, heeft gereageerd. De Raad heeft vervolgens besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, waarna het onderzoek is gesloten.

De Raad overweegt dat, nu partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding, het verzoek om schadevergoeding is ingetrokken. De Raad heeft de Staat veroordeeld in de proceskosten die betrokkene heeft moeten maken in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding. De proceskosten zijn begroot op € 218,-.

De uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2012.

Uitspraak

12/2566 BESLU
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om schadevergoeding van:
Partijen:
[A. te B.]
de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)
Datum uitspraak 28 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. E.R. Lambooy, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 januari 2010, 07/3260 in het geding tussen betrokkene en het Uwv.
Bij uitspraak van 9 mei 2012, 10/1046 WAO, heeft de Raad uitspraak gedaan op dit hoger beroep. Daarbij heeft de Raad onder meer bepaald dat het onderzoek onder het in de aanhef van deze uitspraak genoemde nummer wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en heeft de Raad de Staat aangemerkt als partij in die procedure.
Namens de Staat heeft drs. B.E.J. Klein Schiphorst, werkzaam bij de Raad voor de rechtspraak, bij brief van 16 augustus 2012 een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Desgevraagd heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. Lambooy, daarop gereageerd bij brief van 24 augustus 2012.
De Staat heeft een vraagstelling van de Raad beantwoord. Mr. Lambooy heeft daarop gereageerd bij brief van 9 oktober 2012.
Bij brief van 11 oktober 2012 is namens betrokkene het verzoek om schadevergoeding terzake overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Staat te veroordelen in de proceskosten.
Namens de Staat is gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het verzoek om schadevergoeding is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Nu de Staat niet heeft betwist dat aldus aan betrokkene is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding de Staat te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding heeft moeten maken De in de rubriek Procesverloop vermelde reactie namens betrokkene van 24 augustus 2012, komt op grond van de Bijlage A van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor vergoeding in aanmerking. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten, begroot op € 218,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Staat in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 218,--.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
TM