ECLI:NL:CRVB:2012:BY6087
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indeling in de arbeidshandicapcategorie en geldigheidsduur van de indicatie WSW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van der Wal, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die hem had ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie 'matig' en de geldigheidsduur van zijn indicatie had vastgesteld op drie jaar. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn stelling dat zijn situatie is verslechterd niet heeft onderbouwd. De Raad baseert zijn oordeel op adviezen van een psycholoog en een bedrijfsarts, die hebben vastgesteld dat de appellant in staat is om een arbeidsprestatie van meer dan vijftig procent te leveren. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de betrokken adviezen niet onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Raad heeft ook de geldigheidsduur van de indicatie beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter K. Zeilemaker en griffier N.M. van Gorkum.