ECLI:NL:CRVB:2013:1079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van een WIA-uitkering en de rol van fluctuaties in gezondheidsklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellante, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen.
De Raad oordeelt dat appellante geen nieuwe relevante medische stukken heeft overgelegd die aanleiding geven om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante lijdt aan wisselende gewrichtsklachten, rug- en beenklachten, en dat zij in staat is tot zittend werk dat niet zwaar of intensief lichamelijk belastend is. De bezwaarverzekeringsarts heeft deze conclusies onderschreven en aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn voor een te verwachten hoog ziekteverzuim.
Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat haar fluctuaties in klachten niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de informatie van de behandelend reumatoloog, die na de datum in geding is verkregen, niet relevant is voor de beoordeling van de situatie ten tijde van het besluit. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere oordelen van de verzekeringsartsen niet te volgen en heeft het verzoek van appellante om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.