ECLI:NL:CRVB:2013:1082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
12-1473 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • J.R. Baas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die zich had gewend tot de Raad, was van mening dat zij recht had op een WIA-uitkering, omdat zij meer beperkingen had dan door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld. Het Uwv had eerder geoordeeld dat appellante per 24 februari 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit oordeel werd in een eerder besluit van 21 juli 2011 bevestigd. De rechtbank Arnhem had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 7 juni 2013 zijn zowel appellante als haar gemachtigde niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. P.J. Reith. De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv als zorgvuldig en volledig beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe objectief-medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere conclusies van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, aangezien de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd was.

De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid onder de 35% ligt. De uitspraak van de rechtbank Arnhem is bevestigd, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

12/1473 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
28 februari 2012, 11/3586 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft voorts als partij deelgenomen de [werkgeefster] (werkgeefster)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.O. Wattilete, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft mr. G.B.A.Bol namens werkgeefster meegedeeld dat zij als derde belanghebbende aan het geding in hoger beroep wil deelnemen.
Appellante heeft geen toestemming gegeven om haar medische gegevens aan werkgeefster ter kennis te brengen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van werkgeefster heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.
Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2013. Appellante en haar gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Namens werkgeefster is, met bericht, niemand verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 12 november 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 24 februari 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
1.2. Bij besluit van 21 juli 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 november 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de medische beoordeling op zorgvuldige wijze is verricht. De informatie van de behandelend psychiater is door de verzekeringsartsen meegewogen bij de medische beoordeling. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
26 oktober 2010. De aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies zijn besproken door de bezwaararbeidsdeskundige en passend geacht. De rechtbank acht dit juist. Hieruit volgt dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt zodat appellante terecht een Wet WIA-uitkering is geweigerd.
3.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten. Appellante is van mening dat de rechtbank onderzoek door een deskundige had moeten laten verrichten.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig is geweest. Terecht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de verzekeringsarts bij appellante niet te geringe medische beperkingen heeft vastgesteld en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft waarom de in bezwaar door appellante overgelegde stukken geen aanleiding geven om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Ook in hoger beroep zijn geen medische gegevens overgelegd die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. In hoger beroep heeft het Uwv een nader rapport van de bezwaarverzekeringsarts, gedateerd 11 juni 2012, in geding gebracht. Hierin is nader uiteengezet dat de brief van huisarts H.N. Thoonsen van 29 juni 2010 geen argumenten aandraagt om appellante meer of anders te beperken dan is aangenomen. De Raad heeft geen aanleiding om de bezwaarverzekeringsarts in die zienswijze niet te volgen. In het voorgaande ligt besloten dat de Raad evenmin aanleiding ziet om een deskundige te benoemen.
4.2.
Ten slotte kan worden vastgesteld dat er evenmin aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de belasting die is verbonden aan de functies die bij de schatting in aanmerking zijn genomen de voor appellante vastgestelde belastbaarheid overschrijdt.
5.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) J.R. Baas

HD