ECLI:NL:CRVB:2013:1096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Wajong-uitkering na hartstilstand en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op een Wajong-uitkering voor appellant, die na een hartstilstand in 2006 een uitkering heeft aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet als jonggehandicapte kon worden beschouwd, aangezien hij niet voor zijn 17e verjaardag arbeidsongeschikt was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en zijn standpunt onderbouwd met medische rapporten, waaronder een rapport van verzekeringsarts Leunisse-Walboomers. De rechtbank heeft het Uwv in het gelijk gesteld, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en een deskundige, prof. dr. R.N.W. Hauer, benoemd om de medische situatie van appellant te onderzoeken. In zijn rapport concludeerde Hauer dat de beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 december 2008 juist waren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant op zijn 17e en 18e verjaardag niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Wajong, en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 juli 2013.