ECLI:NL:CRVB:2013:1130

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
11-802 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • C.W.J. Schoor
  • K. Wentholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding in het kader van Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn Wajong-uitkering. Appellant, geboren in 1964, had op 25 oktober 2009 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uwv op 17 februari 2010 werd goedgekeurd met ingang van 1 november 2008. Echter, op 14 april 2010 maakte appellant bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De bezwaartermijn eindigde op 1 april 2010, maar appellant had zijn bezwaar pas na deze datum ingediend, wat het Uwv niet als verschoonbaar beschouwde.

De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het Uwv het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt. Appellant had tijdens zijn detentie en psychiatrische opnames niet tijdig bezwaar gemaakt, en de rechtbank oordeelde dat hij zelf verantwoordelijk was voor het tijdig ontvangen van post.

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij lijdt aan een autistische stoornis en daardoor niet in staat was zijn belangen te behartigen. Het Uwv betwistte dit en stelde dat appellant, ondanks zijn stoornis, in staat was om maatregelen te treffen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv het primaire besluit terecht naar het huisadres van appellant had verzonden en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant niet had voldaan aan zijn verplichting om het Uwv te informeren over zijn detentie en dat hij na zijn vrijlating snel actie had ondernomen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/802 WAO
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
20 december 2010, 10/2745 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. Stad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv in de gelegenheid gesteld een nadere beoordeling te verrichten.
Het Uwv heeft een nieuw stuk ingediend waarop door betrokkene schriftelijk is gereageerd.
Het onderzoek is voortgezet ter zitting van 14 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Driessen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren [in] 1964, heeft op 25 oktober 2009 een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) gedaan. Bij besluit van 17 februari 2010 (primaire besluit) heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 1 november 2008 recht op een
Wajong-uitkering is ontstaan.
1.2. Op 14 april 2010 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 13 juli 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar wegens een termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft hiertoe overwogen dat de bezwaartermijn eindigde op 1 april 2010 zodat sprake is van een termijnoverschrijding. Aan het enkele feit dat appellant, zoals hij in bezwaar had gesteld, vanwege detentie en psychiatrische opnames niet eerder bezwaar kon maken tegen het primaire besluit, kan niet kan worden ontleend dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv het besluit door het te sturen naar het huisadres van appellant op juiste wijze heeft bekend gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en deze termijnoverschrijding niet-verschoonbaar geacht. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant, die een tijdlang gedetineerd is geweest, er voor had dienen te zorgen dat naar zijn woonadres verzonden post hem tijdig zou bereiken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant gesteld dat hij, zoals hij onder overlegging van de resultaten van een psychologisch en van twee psychiatrische onderzoeken ook in beroep reeds heeft aangevoerd, lijdt aan een autistische stoornis en ten tijde van belang niet in staat kon worden geacht zijn eigen belangen te behartigen. Het kan hem niet worden verweten dat hij pas bekend werd met het primaire besluit na afloop van zijn detentie en hij heeft toen direct bezwaar gemaakt. In hoger beroep heeft hij nog een rapport van een neuropsychiater overgelegd.
3.2.
Het Uwv heeft in zijn verweerschrift, onder verwijzing naar rapportages van een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv, gesteld dat appellant, ondanks zijn autistische stoornis, zelf in staat moet worden geacht om maatregelen te treffen ter behartiging van zijn belangen voor de tijd dat hij gedetineerd was. Bij brief van 26 oktober 2012 heeft het Uwv, daartoe verzocht door de Raad, nader gemotiveerd dat bestuursorganen sinds 1 januari 2010 verplicht zijn de authentieke gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) te gebruiken voor de uitvoering van hun publieke taken. Onder verwijzing naar de Beleidsregels UWV gebruik GBA adresgegevens (Staatscourant 2011 nr 18107, 11 oktober 2011) (Beleidsregels) heeft het Uwv gesteld dat het Uwv in het belang van een adequate uitvoering van de opgedragen taken een van het GBA-adres afwijkend adresgegeven gebruikt, maar dat de in de Beleidsregels geregelde situaties zich in het geval van appellant niet voordoen.
3.3.
In reactie op deze nadere motivering heeft appellant naar voren gebracht dat de Beleidsregels dateren van na het bestreden besluit en dat omdat het Uwv op de hoogte was van het feit dat appellant gedetineerd was, het Uwv appellant op het detentieadres had dienen te informeren.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant van 5 februari 2010 tot 1 april 2010 in detentie heeft verbleven en dat het primaire besluit op 17 februari 2010 is verzonden naar zijn woonadres. Evenmin is in geschil dat appellant het Uwv niet heeft verzocht post naar zijn detentie-adres te versturen.
4.2.
Ingevolge artikel 3b, eerste lid van de Wet GBA dient het Uwv bij de adressering van een besluit uit te gaan van de gegevens zoals die in de GBA staan vermeld. Het tweede lid, aanhef en onderdeel d, van dit artikel bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is als een goede vervulling van de taak van de afnemer door de onverkorte toepassing van het eerste lid wordt belet.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of het Uwv gelet op de in 4.2 genoemde bepalingen, het primaire besluit terecht heeft verzonden naar het huisadres van appellant. Dat de Beleidsregels dateren van na het bestreden besluit, doet aan die beoordeling niet af.
4.4.
Artikel 62 van de Wajong bepaalt dat de jonggehandicapte verplicht is aan het Uwv mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op, onder andere, het geldend maken van het recht op uitkering. Hieronder valt ook de verplichting om het Uwv mede te delen dat
- tijdelijk - een ander adres als postadres moet worden gebruikt omdat men - tijdelijk - elders verblijft. Appellant heeft dit nagelaten.
4.5.
Voor de goede vervulling van zijn taak dient het Uwv post te verzenden naar het bij het Uwv door appellant opgegeven adres, in dit geval het huisadres van appellant. Dit betekent dat het bestreden besluit op juiste wijze is bekend gemaakt, zodat de bezwaartermijn ingevolge de artikelen 6:7, 6:8 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aangevangen op 18 februari 2010 en is geëindigd op 1 april 2010. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat sprake is van een termijnoverschrijding.
4.6.
Weliswaar was het Uwv ervan op de hoogte dat appellant gedurende een bepaalde periode gedetineerd was, maar de precieze periode hiervan was niet bekend. Met een brief van 10 februari 2010 heeft het Uwv een detentiemelding bereikt waarin als aanvangsdata van detentie 1 november 2008 respectievelijk 8 februari 2010 staan vermeld maar waar in bij laatste genoemde datum geen einddatum staat vermeld. Uit een telefoonrapport van
17 februari 2010 blijkt dat vanwege het Uwv gebeld is met de moeder van appellant en dat toen gesproken is over een detentieperiode van 13 oktober 2009 tot en met 28 oktober 2009. Genoteerd is dat de detentie geen financieel gevolg heeft voor de uitkering. In dit telefoonrapport is niet vermeld dat, zoals appellant ter zitting heeft betoogd, zijn moeder ook zou hebben gezegd dat hij op dat moment weer was gedetineerd. Nu het Uwv, gelet op een en ander, er niet van op de hoogte kon zijn dat appellant gedurende de bezwaartermijn was gedetineerd, kan het niet van de zijde van het Uwv onzorgvuldig worden geacht dat het besluit niet tevens naar het detentie-adres van appellant is gestuurd.
4.7.
Evenmin kan de termijnoverschrijding verschoonbaar worden geacht omdat, zoals appellant heeft gesteld, hij niet in staat was om zijn belangen te behartigen. Uit de door appellant overgelegde psychologische en psychiatrische rapporten blijkt weliswaar dat appellant aan een autistische en een persoonlijkheidsstoornis lijdt en mede onder invloed van alcohol tot grensoverschrijdend gedrag komt, maar tevens dat sprake is van goede cognitieve vaardigheden. Het feit dat appellant geen sociaal netwerk heeft had hem niet hoeven te beletten om ervoor zorg te dragen dat naar zijn woonadres verzonden post hem tijdig zou bereiken. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat appellant na zijn vrijlating uit detentie wel snel actie heeft ondernomen zodat niet sprake is van een situatie waarin hij niet in staat kon worden geacht zijn eigen belangen te behartigen of zorg te dragen dat iemand dit voor hem zou doen.
4.8.
Gelet op hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd en hetgeen in 4.1 tot en met 4.7 is overwogen, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en K. Wentholt
als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) G.J. van Gendt

QH