ECLI:NL:CRVB:2013:1279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na arbeidsongeschiktheid door rug- en knieklachten
In deze zaak heeft appellante, die haar werk als allround supermarktmedewerkster heeft gestaakt vanwege rug- en knieklachten, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
Appellante heeft in haar hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar lichamelijke en psychische belastbaarheid te optimistisch heeft ingeschat. Ze betoogde dat haar rugklachten en psychische problemen, waaronder een posttraumatische stressstoornis, niet voldoende zijn meegewogen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
De Raad heeft overwogen dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van appellante. Er zijn geen objectieve medische aanknopingspunten gevonden die zouden wijzen op een zwaardere beperking dan vastgesteld. De bezwaararbeidsdeskundige heeft bovendien gemotiveerd waarom de geduide functies binnen de belastbaarheid van appellante vallen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet WIA. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.