ECLI:NL:CRVB:2013:1283

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
12-6594 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering op basis van nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 9 maart 2012. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had in dat besluit geweigerd om terug te komen op een eerdere intrekking van de WAO-uitkering van verzoeker, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze intrekking konden rechtvaardigen.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, herziening alleen mogelijk is op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen.

De Raad concludeert dat verzoeker in wezen een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak wil voeren, wat niet mogelijk is in het kader van het rechtsmiddel van herziening. Daarom wordt het verzoek om herziening afgewezen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/6594 WAO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 maart 2012, 11/3643
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 maart 2012, 11/3643 WAO.
Het Uwv heeft een zienswijze ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 7 juni 2013, waar partijen, het Uwv met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, gepubliceerd onder
LJN BV8670 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2011, 10/2346, bevestigd. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van het Uwv van 14 april 2010 ongegrond verklaard. Met laatstgenoemd besluit heeft het Uwv zijn besluit van 9 december 2009 gehandhaafd, waarbij het Uwv wegens het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft geweigerd terug te komen van zijn besluit van 26 november 1982, waarbij de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 1 januari 1983 is ingetrokken. Aan die intrekking lag ten grondslag dat appellant niet langer arbeidsongeschikt werd geacht.
2.1. Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB, 3 oktober 2003,
LJN AN7982) kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet herziening is aangewezen. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
2.2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd het niet eens te zijn met de uitspraak van de Raad van 9 maart 2012 omdat hij meent aanspraak te kunnen maken op een WAO-uitkering. In hetgeen door verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd, heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De Raad moet dan ook vaststellen dat verzoeker met het onderhavige verzoek heeft beoogd op basis van al bekende omstandigheden een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
3.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) J.R. Baas

EH

III.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par J.W. Schuttel en présence de L.R. Baas en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 19 juillet 2013.