Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
19 februari 2001 een Wajong-uitkering toe te kennen.
19 november 2012, ten eerste aangegeven dat het psychiatrisch beeld ten tijde van zijn onderzoek niet wezenlijk verschilt van het beeld op appellantes 17e dan wel 18e levensjaar. Aldus kan zowel in op de datum in geding, 19 februari 2001, als in 2008/2009 uitgegaan worden van toestandsbeeld zoals beschreven door Sno. Vervolgens heeft Sno inzichtelijk gemotiveerd uiteengezet dat appellante zonder de intensieve begeleiding van, tot nog toe, haar moeder niet zelfredzaam is. Dat het Uwv niet tot deze conclusie is gekomen maar heeft vastgesteld dat bij appellante sprake is van een belastbaarheid met vaststelling van een FML van 25 maart 2009, komt, aldus Sno, doordat de (bezwaar)verzekeringsarts is uitgegaan van een niveau van functioneren dat appellante heeft bereikt dankzij de steun van haar moeder. Dit is naar het oordeel van de Raad een onjuist uitgangspunt waardoor de FML van 25 maart 2009 een onjuist beeld geeft van appellantes mogelijkheden. Bij de beoordeling van zelfredzaamheid van appellante dient uitgegaan te worden van de beperkingen van appellante, zonder de doorlopende, gestructureerde hulp van haar moeder. Het rapport van Sno leidt dan ook tot geen andere conclusie dan dat appellante, zowel in 2001, doorlopend naar de jaren 2008/2009 niet zelfredzaam is (geweest). Dit leidt tot de conclusie dat appellante, gelet op artikel 2, vijfde lid, onder d, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, in de genoemde jaren geen benutbare mogelijkheden had en dat zij zowel [in] 2001 als op 14 januari 2008 als volledig arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd. Dit leidt er toe dat het Uwv aan appellante een Wajong-uitkering had moeten toekennen, waarbij gelet op artikel 29, tweede lid, eerste volzin, van de Wajong, de ingangsdatum op 14 januari 2008 dient te worden gesteld, zijnde één jaar voor de dag van indiening van de aanvraag, zij het dat het Uwv voor bijzondere gevallen van die ingangsdatum kan afwijken.