ECLI:NL:CRVB:2013:1317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na ziekmelding en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, een vrachtwagenchauffeur, meldde zich op 23 april 2007 ziek met nek- en rugklachten. Na een medisch onderzoek door verzekeringsarts L. Ubbink op 16 maart 2010, werd vastgesteld dat appellant beperkingen had, maar geen urenbeperking nodig was. Het Uwv besloot op 19 april 2010 dat appellant geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet WIA, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% bleef. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. Appellant stelde in hoger beroep dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een ander oordeel rechtvaardigden en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.