ECLI:NL:CRVB:2013:1437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing nabestaanden- en halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, weduwe van een man die op 26 november 2010 in Marokko overleed, had verzocht om een nabestaanden- en halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder besloten dat appellante niet in aanmerking kwam voor deze uitkering, omdat haar echtgenoot op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit besluit was in stand gebleven na een beslissing op bezwaar van 28 december 2011.
De rechtbank had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante niet verplicht verzekerd was voor de ANW, aangezien hij niet in Nederland woonachtig was en niet onder de loonbelasting viel. Hoewel hij enige jaren vrijwillig verzekerd was geweest, was deze verzekering geëindigd omdat hij de premie over het jaar 2002 niet volledig had voldaan. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar echtgenoot de Svb had gemachtigd om de premies voor de vrijwillige verzekering via zijn WAO-uitkering te verrekenen, en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij verzekerd was.
De Raad kon appellante echter niet volgen in haar redenering. Uit de stukken bleek dat de echtgenoot per 1 januari 2000 was toegelaten tot de vrijwillige verzekering, maar dat zijn deelname was komen te vervallen door het niet voldoen van de premies. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op de uitkering, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.