ECLI:NL:CRVB:2013:1555

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
12-3028 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, maaltijd- en bezorgkosten en tandartskosten

In deze zaak heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor verschillende kosten, waaronder duurzame gebruiksgoederen, maaltijd- en bezorgkosten, en tandartskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin de afwijzing van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen werd onderschreven. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor deze goederen niet noodzakelijk waren en dat appellante deze uit eigen inkomen moest dekken.

Wat betreft de maaltijd- en bezorgkosten heeft de Raad geoordeeld dat appellante niet voldoende medische gegevens heeft overlegd om aan te tonen dat zij niet in staat was om de maaltijden in het restaurant te gebruiken. De bezorgkosten werden terecht niet vergoed, omdat er geen noodzaak was aangetoond.

Ten aanzien van de tandartskosten werd vastgesteld dat er een voorliggende voorziening was, en dat het afsluiten van een tandartsverzekering tot de eigen verantwoordelijkheid van appellante behoort. De Raad heeft de afwijzing van de bijzondere bijstand voor deze kosten in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving bevonden.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, met G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2013.

Uitspraak

12/3028 WWB, 12/3029 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 april 2012, 11/1563 en 11/1564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Bijlsma, gemachtigde, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Voor appellante is mr. Bijlsma verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W.T.M. Schwering.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet en woont in een aanleunwoning op het Centrum ouderenzorg “[naam centrum]” te [vestigingsplaats]. Op
1 december 2010 heeft appellante bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de aanschaf van diverse duurzame gebruiksgoederen (wasmachine, wasdroger, tussenstuk, vaatwasser, aansluitkosten en een kookplaat). Bij besluit van 2 februari 2011 (besluit 1) zijn deze aanvragen afgewezen deels op de grond dat de kosten niet noodzakelijk zijn en deels omdat de kosten uit het eigen inkomen dienen te worden voldaan. Op 20 januari 2011 heeft appellante voorts, voor zover hier nog van belang, een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de voor eigen rekening blijvende kosten van maaltijdservice en bezorgkosten alsmede voor de betaling van twee tandartsnota’s van 14 juni 2010 en 3 december 2010. Bij besluit van 2 februari 2011 (besluit 2) heeft het college aan appellante bijzondere bijstand tot een bedrag van € 389,-- toegekend voor de kosten van de maaltijdservice over de maanden maart 2010 tot en met november 2010. Op de aanvraag voor de kosten van de maaltijdservice over de maanden januari 2010 en februari 2010, voor de bezorgkosten van de maaltijden over de maanden januari tot en met november 2010 en voor de tandartskosten heeft het college afwijzend beslist. Wat de maaltijdservice betreft zijn de kosten van de eigen bijdrage voor maaltijden in aanmerking genomen en vergoed, voor zover deze niet uit de eveneens door het college verstrekte categoriale ouderentoeslag van € 400,-- kunnen worden voldaan. Voor de bezorgkosten bestond volgens het college geen noodzaak. Aan de afwijzing voor de tandartskosten is ten grondslag gelegd dat daarvoor een voorliggende voorziening bestaat en dat het afsluiten (en aanhouden) van een tandartsverzekering tot de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene wordt gerekend. Bij afzonderlijke besluiten van 10 mei 2011 (bestreden besluit 1 en 2) zijn de bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 gehandhaafd.
1.2.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten 1 en 2. Hangende de beroepsprocedure heeft het college bij besluit van 21 juli 2011(besluit 3), voor zover hier van belang, alsnog bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 250,20 voor de kosten van maaltijden over de maanden januari, februari en december 2010. De rechtbank heeft besluit 3 tevens bij de beoordeling in beroep betrokken.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard, het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaard voor zover dit ziet op de maaltijdkosten over de maanden januari 2010 tot en met november 2010, besluit 2 in zoverre herroepen en het bedrag aan bijzondere bijstand over de maanden januari 2010 tot en met november 2010 vastgesteld op € 559,40. Daarbij heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat de onder 1.1 vermelde duurzame gebruiksgoederen zonder uitzondering moeten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat deze kosten in beginsel dienen te worden bestreden uit het inkomen op bijstandsniveau - het zij door reservering dan welk door gespreide betaling achteraf - en dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die aan reservering of het afsluiten van een lening in de weg hebben gestaan. Ten aanzien van de bezorgkosten van de maaltijden heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de maaltijden niet kon gebruiken in de eetzaal van het zorgcomplex. Wat de tandartskosten betreft heeft de rechtbank, samengevat en onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 10 januari 2012, LJN BV0744), dat de Zorgverzekeringswet in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd en dat in dat kader een bewuste keuze is gemaakt ten aanzien van de noodzaak van het vergoeden van kosten van tandheelkundige behandelingen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening door die kosten niet aan de orde is. Van een acute noodsituatie die niettemin tot bijstandsverlening zou nopen is niet gebleken. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat appellante om haar moverende redenen geen gebruik wil maken van de door het college aangeboden collectieve ziektekostenverzekering. De afwijzing van bijzondere bijstand voor deze kosten is in overeenstemming met dit buitenwettelijk begunstigende beleid.
3.
In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden gekeerd de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Duurzame gebruiksgoederen
4.1.
Onderschreven wordt het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat de gevraagde bijzondere bijstand voor diverse duurzame gebruiksgoederen terecht is afgewezen. Daaraan wordt toegevoegd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat hier sprake was van zich plotseling voordoende, onvoorzienbare omstandigheden of andersoortige bijzondere omstandigheden die aan reservering voor de vervanging (van onder meer een 25 jaar oude wasmachine) of de aanschaf van nieuw huisraad in de weg hebben gestaan. Niet zonder betekenis is voorts dat appellante voor sommige kosten, bijvoorbeeld voor de eigen bijdrage van de maaltijdkosten, wel bijzondere bijstand is verstrekt zodat mede daardoor in beginsel (meer) ruimte voor reservering aanwezig was. De Raad laat daarbij nog in het midden of, mede gelet op de woon- en leefsituatie van appellante en de mogelijkheden van huishoudelijke hulp en (mantel)zorg, voor de toepassing van de WWB wel van een noodzaak voor de aanschaf van al deze goederen kan worden gesproken.
Maaltijd- en bezorgkosten
4.2.
Het hoger beroep spitst zich toe op de weigering van bijzondere bijstand voor de bezorgkosten van de maaltijden (€ 15,50 per maand). Met de rechtbank wordt geoordeeld dat appellante niet met objectieve medische gegevens heeft onderbouwd dat zij ten tijde in geding buiten staat was de maaltijden in het restaurant van De Perelaar te gebruiken. De in hoger beroep overgelegde verklaring van de huisarts van 14 augustus 2012, die ziet op enkele fysieke beperkingen en verminderde mobiliteit van appellante, is daartoe ontoereikend. Wat ter zitting door de gemachtigde omtrent de geestelijke gesteldheid van appellante is gesteld is niet gestaafd met objectieve medische verklaringen en vindt evenmin steun in de voorhanden medische gegevens. Voor de bezorgkosten is daarom terecht geen bijzondere bijstand verleend.
Tandartskosten
4.3.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak gemotiveerd uiteengezet op grond waarvan naar haar oordeel het na bezwaar gehandhaafde besluit tot afwijzing van bijzondere bijstand voor tandartskosten in rechte stand kan houden. Daarbij is ingegaan op de door appellante naar voren gebrachte stellingen. De Raad kan zich met wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen geheel verenigen. In wat in hoger beroep is aangevoerd, en wat neerkomt op een herhaling van wat in eerste aanleg naar voren is gebracht, worden geen aanknopingspunten gevonden om anders dan de rechtbank te oordelen. De Raad laat daarbij nog in het midden dat de betreffende tandartskosten kennelijk reeds voor de aanvraag van 20 januari 2011 waren gemaakt en voldaan.
Conclusie
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient daarom te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2013.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) G.J. van Gendt

HD