ECLI:NL:CRVB:2013:1688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens geen toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als magazijnmedewerker werkzaam was en op 18 april 2005 uitviel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde op 19 maart 2007 de uitkering, omdat appellant voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 februari 2007. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 16 januari 2009 vroeg appellant om een herkeuring, omdat hij meende dat zijn medische situatie was verslechterd. Het Uwv wees deze aanvraag af op 20 april 2009, wederom met de conclusie dat er geen toegenomen beperkingen waren. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 31 juli 2009 ongegrond verklaard.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij opmerkte dat het Uwv een onjuiste wettelijke grondslag had vermeld, maar dit passerde op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. In hoger beroep hield appellant vol dat er wel sprake was van toegenomen beperkingen. De Centrale Raad van Beroep benoemde dr. R. van Mechelen als deskundige, die concludeerde dat de FML van 5 februari 2007 nog steeds recht deed aan de beperkingen van appellant en dat er sindsdien geen toename was opgetreden.
De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport zorgvuldig was en dat er geen voldoende gemotiveerde bezwaren waren tegen de conclusies. De rechtbank had terecht het standpunt van het Uwv bevestigd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 september 2013.