ECLI:NL:CRVB:2013:1688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
10-4997 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering wegens geen toegenomen beperkingen

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als magazijnmedewerker werkzaam was en op 18 april 2005 uitviel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde op 19 maart 2007 de uitkering, omdat appellant voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 februari 2007. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 16 januari 2009 vroeg appellant om een herkeuring, omdat hij meende dat zijn medische situatie was verslechterd. Het Uwv wees deze aanvraag af op 20 april 2009, wederom met de conclusie dat er geen toegenomen beperkingen waren. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 31 juli 2009 ongegrond verklaard.

De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij opmerkte dat het Uwv een onjuiste wettelijke grondslag had vermeld, maar dit passerde op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. In hoger beroep hield appellant vol dat er wel sprake was van toegenomen beperkingen. De Centrale Raad van Beroep benoemde dr. R. van Mechelen als deskundige, die concludeerde dat de FML van 5 februari 2007 nog steeds recht deed aan de beperkingen van appellant en dat er sindsdien geen toename was opgetreden.

De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport zorgvuldig was en dat er geen voldoende gemotiveerde bezwaren waren tegen de conclusies. De rechtbank had terecht het standpunt van het Uwv bevestigd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 september 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/4997 WIA
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 augustus 2010, 10/1641 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Bouman, advocaat hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door L. den Hartog.
Na de zitting is het onderzoek heropend.
De Raad heeft dr. R. van Mechelen, revalidatiearts, benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek.
De deskundige heeft een rapport gedateerd 12 oktober 2012 uitgebracht aan de Raad.
Partijen hebben schriftelijk gereageerd op het deskundigenrapport.
De deskundige heeft naar aanleiding van de reactie van appellant een toelichting gedateerd
1 december 2012 aan de Raad toegezonden.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven het onderzoek ter zitting van de Raad achterwege gelaten. Gelet op de verleende toestemming heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is werkzaam geweest als magazijnmedewerker. Voor dat werk is hij op
18 april 2005 uitgevallen. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 19 maart 2007 appellant per 14 mei 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd aangezien hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Aan dit besluit ligt de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
5 februari 2007 ten grondslag. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, welk bezwaar ongegrond is verklaard bij besluit van 4 september 2007. Appellant heeft tegen dit laatste besluit geen beroep ingesteld.
1.2. Appellant heeft op 16 januari 2009 om een herkeuring gevraagd. Volgens appellant is zijn medische situatie na de vorige keuring achteruit gegaan. Bij besluit van 20 april 2009 heeft het Uwv ook deze aanvraag voor een Wet WIA-uitkering afgewezen. Hieraan is ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak, zodat appellant onveranderd voor minder dan 35% arbeidsongeschikt te beschouwen is. Bij besluit van 31 juli 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 april 2009 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft aanleiding gezien de omstandigheid dat het Uwv een onjuiste wettelijke grondslag in het bestreden besluit heeft vermeld te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van toegenomen medische beperkingen.
3.
In hoger beroep heeft appellant staande gehouden dat wel sprake is van toegenomen beperkingen en dat derhalve zijn beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv zijn onderschat.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad heeft aanleiding gezien dr. R. van Mechelen, revalidatie-arts, te benoemen als deskundige teneinde te adviseren over de belastbaarheid van appellant. De deskundige heeft op 12 oktober 2012 een rapport uitgebracht aan de Raad. Partijen hebben schriftelijk gereageerd op het deskundigenrapport. De deskundige heeft vervolgens nog een toelichting gedateerd 1 december 2012 aan de Raad toegezonden. Van Mechelen heeft op grond van het door hem ingestelde onderzoek geconcludeerd dat de FML van 5 februari 2007 volledig recht doet aan de beperkingen van appellant en dat er sindsdien geen toename in beperkingen is ontstaan. De in de FML van 5 februari 2007 neergelegde beperkingen gelden derhalve nog steeds op 31 juli 2009.
4.2.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het uitgebrachte deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Er zijn geen specifieke bezwaren naar voren gebracht die een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de in het rapport neergelegde conclusies. De rechtbank heeft gelet hierop terecht het standpunt van het Uwv bevestigd.
4.3
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding,

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K.E. Haan

HD