ECLI:NL:CRVB:2013:1894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door appellant, A. te B., was ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het college had bij besluit van 27 april 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand toegekend aan appellant, met ingang van 10 maart 2011. Echter, bij een daaropvolgend besluit van 15 juli 2011 verklaarde het college het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellant had het bezwaarschrift op 10 juni 2011 verzonden, maar het college ontving dit pas op 15 juni 2011, wat buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken viel.
De rechtbank Groningen had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij reeds op 26 mei 2011 bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 27 april 2011. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze brief tijdig was ingediend. Het college ontkende dat de brief in het dossier aanwezig was en appellant had in een latere brief geen melding gemaakt van deze eerdere bezwaar. Bovendien heeft de Raad vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de bezwaartermijn buiten staat was om bezwaar te maken, ondanks de vermelding van symptomen van PTSS door een psycholoog.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 1 oktober 2013.