ECLI:NL:CRVB:2013:1896
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van niet-naleving inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Betrokkene ontving vanaf 11 maart 2010 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op 15 december 2010 werd zijn recht op bijstand opgeschort omdat het college informatie had ontvangen dat zijn partner weer bij hem woonde. Betrokkene werd uitgenodigd voor een gesprek op 22 december 2010 om nadere informatie te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie, maar hij gaf hieraan geen gehoor. Hierdoor besloot het college op 23 december 2010 de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken.
De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het college, omdat het college in redelijkheid niet van de bevoegdheid tot intrekking gebruik had kunnen maken. De rechtbank oordeelde dat het college op de hoogte was van de woonsituatie van de partner en dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid tot intrekking van de bijstand. De Raad benadrukte dat betrokkene niet is verschenen op het gesprek dat bedoeld was om duidelijkheid te verkrijgen over zijn woonsituatie. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 22 maart 2011 ongegrond. Tevens werd het nadere besluit van 23 februari 2012 vernietigd, omdat de grondslag aan dit besluit was komen te vervallen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.