ECLI:NL:CRVB:2013:1960

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
12-3051 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor laptop

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1980, bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een laptop en een televisie op basis van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellant geacht wordt duurzame gebruiksgoederen zelf te betalen door middel van reserveren, lenen of gespreide betaling. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat er voldoende alternatieven zijn voor een eigen computer met internetverbinding.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat een laptop noodzakelijk is voor communicatie met overheden, bedrijven en vrienden, en voor het vinden van werk. Hij stelt dat de alternatieven, zoals gebruik maken van computerfaciliteiten in openbare ruimten, niet adequaat zijn en dat de kosten van post en telefoon niet opwegen tegen de maandelijkse abonnementskosten van internet.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat een laptop met internetverbinding noodzakelijk is. De Raad wijst erop dat appellant gebruik kan maken van computer- en internetfaciliteiten van publieke organisaties, zoals bibliotheken, en dat hij ook gebruik kan maken van faciliteiten van commerciële organisaties. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor een laptop terecht is, en bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/3051 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2012, 11/5727 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Shahbazi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 augustus 2013, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren [in] 1980, heeft bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand aangevraagd voor de kosten van een laptop en een televisie. Bij besluit van 29 juli 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 oktober 2011 (bestreden besluit), heeft het college op deze aanvraag afwijzend beslist. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant geacht wordt duurzame gebruiksgoederen als hier aan de orde te betalen door reserveren vooraf, te lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam of door gespreide betaling achteraf.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor een laptop reeds had moeten worden afgewezen omdat voldoende alternatieven bestaan voor een eigen computer met internetaansluiting, zodat geen sprake is van noodzakelijke kosten. Daarmee is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en komt het wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. Aangezien een laptop niet als noodzakelijk kan worden aangemerkt, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Naar de mening van appellant is een laptop noodzakelijk voor de communicatie met overheden, bedrijven en vrienden, het vinden van werk en contact met de buitenwereld. Dat hij gebruik kan maken van
computer- en internetfaciliteiten in openbare ruimten doet hier niet aan af. Verder is de mogelijkheid van communicatie via telefoon en per post niet adequaat genoeg. Bovendien zijn aan de alternatieven kosten verbonden, terwijl de kosten van post en telefoon niet opwegen tegen de maandelijkse abonnementskosten van internet.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor een laptop.
4.2.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn omstandigheden een eigen computer in de vorm van een laptop met internetaansluiting noodzakelijk is voor sociale en zakelijke contacten en nieuwsgaring. Appellant kan, zoals hij zelf erkent, gebruik maken van de computer- en internetfaciliteiten van publieke organisaties, zoals bibliotheken. Voor het schrijven van sollicitatiebrieven kan hij bovendien gebruik maken van computerfaciliteiten van het Werkplein. Anders dan appellant meent, is voor de beoordeling of de aanschaf van een laptop noodzakelijk is, van belang of hij zonder noemenswaardige beperkingen gebruik kan maken van computer- en internetfaciliteiten van openbare instellingen. Tevens kan gedacht worden aan de faciliteiten van commerciële organisaties, zoals internetcafés. Een eigen computer in de vorm van een laptop met internetaansluiting is daarom niet noodzakelijk om sociale contacten te onderhouden en te communiceren met bedrijven, instellingen en de overheid. Bovendien is het ook op andere wijze, zoals per post en per telefoon, mogelijk om zakelijke en sociale contacten te onderhouden. Voor nieuwsgaring kan worden gedacht aan de beschikbare nieuwsbronnen bij bibliotheken en aan gratis kranten en de radio. De omstandigheid dat aan het gebruik maken van de genoemde alternatieven, mogelijk, enige kosten, zoals reiskosten, zijn verbonden, betekent op zichzelf niet dat de aanschaf van een laptop noodzakelijk is.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn situatie een laptop met internetverbinding als noodzakelijk moet worden aangemerkt. De overige door appellant aangevoerde beroepsgronden, waaronder dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het college aanleiding hadden moeten geven om af te wijken van het gevoerde beleid inzake het verlenen van bijzondere bijstand, behoeven om die reden geen bespreking. Het hoger beroep slaagt daarom niet, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5.
Geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2013.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) P.C. de Wit

HD