ECLI:NL:CRVB:2013:1968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake bijstandsmaatregel en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. Appellante, die sinds 5 maart 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand, had een waarschuwing ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Goes omdat zij niet had gemeld dat zij als zangeres had opgetreden en daarvoor een cadeaubon had ontvangen. Het college had in een bestreden besluit een maatregel opgelegd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat dit haar in een nadeliger positie bracht dan het eerdere besluit van 2 december 2010.
Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden, omdat haar optreden niet als een op geld waardeerbare activiteit kon worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellante geen materieel procesbelang had bij een verdere beoordeling van de zaak, aangezien de waarschuwing geen rechtsgevolg had en niet meer kon hebben. De Raad concludeerde dat het college niet gerechtigd was om de maatregel op te leggen en dat appellante geen belang had bij de uitspraak van de Raad, aangezien haar principiële opvatting niet als een in rechte te honoreren belang kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier.