ECLI:NL:CRVB:2013:2052
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand in de vorm van een geldlening wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, die sinds 21 mei 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn woning verkocht en zijn hypotheek afgelost. Het college van burgemeester en wethouders van Oldambt beëindigde de bijstand per 19 maart 2009, omdat het vermogen van de appellant het vrij te laten vermogen overschreed. Na een verzoek om herziening van de bijstand in 2010, werd hem een uitkering in de vorm van een geldlening toegekend, omdat het college van mening was dat de noodzaak tot bijstandsverlening voortkwam uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
De appellant heeft in beroep een nota van afrekening overgelegd, waaruit bleek dat hij € 48.899,37 had overgehouden aan de verkoop van zijn woning. Hij stelde dat het college hiermee rekening had moeten houden. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat de appellant deze nota eerder had kunnen overleggen. Het college had daarom geen rekening kunnen houden met deze nota, wat voor eigen rekening en risico van de appellant kwam.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening te continueren. De beroepsgrond van de appellant dat hij niet goed was ingelicht over de regels met betrekking tot interen en verantwoorde uitgaven, leidde niet tot een andere conclusie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.