Uitspraak
CAK
OVERWEGINGEN
allebuitengewone uitgaven uit de belastingaanslag 2006 van appellante bij haar verzamelinkomen moet worden bijgeteld om te komen tot het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van de eigen bijdrage die appellante moet betalen op basis van het Bijdragebesluit zorg. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het CAK over de vraag of alle buitengewone uitgaven uit de belastingaanslag van 2006 bij het verzamelinkomen van appellante moeten worden opgeteld om te komen tot het bijdrageplichtig inkomen. Appellante, die verblijft in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), was van mening dat alleen de uitgaven die betrekking hebben op verleende zorg in aanmerking genomen moeten worden.
Het CAK had eerder besloten dat de eigen bijdrage van appellante, vastgesteld op € 1.197,82 per maand, correct was berekend door alle buitengewone uitgaven bij het verzamelinkomen op te tellen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het CAK verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Arnhem bevestigde het standpunt van het CAK, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat alle in artikel 6.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gedefinieerde categorieën van buitengewone uitgaven bij de correctie van het verzamelinkomen moeten worden meegenomen. De Raad vond geen aanknopingspunt in de wettelijke bepalingen voor de door appellante beoogde uitsplitsing van wel en niet bij de correctie mee te nemen uitgaven. De Raad concludeerde dat de door het CAK toegepaste berekening niet in strijd was met enige regel van recht en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.