ECLI:NL:CRVB:2013:2136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening op basis van vermogensbezit in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante ontving sinds maart 2000 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij geen volledige informatie heeft verstrekt over haar vermogenspositie. Dit volgde na een tip over mogelijk vermogensbezit in Marokko, waaruit bleek dat appellante eigenaar was van onroerend goed met een waarde van ongeveer € 71.670,-. Appellante heeft vervolgens een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend, die is afgewezen wegens het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden.
De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelde dat de waarde van het onroerend goed de vermogensgrens overschreed, wat een beletsel vormde voor bijstandsverlening. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zijn in stand gelaten, en het college is veroordeeld in de kosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het voldoen aan informatieverplichtingen bij het aanvragen van bijstand.