ECLI:NL:CRVB:2013:2190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en terugvordering kosten bijstand wegens zelfstandige werkzaamheden in de autohandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had de bijstand van appellant en zijn partner ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Dit gebeurde op basis van de stelling dat appellant als zelfstandige in de autohandel had gewerkt en inkomsten had ontvangen. Appellant betwistte de intrekking van de bijstand, met als belangrijkste argument dat de BMW, die op zijn naam stond, geen vermogensbestanddeel was omdat deze auto eigendom was van zijn broer. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de auto niet tot zijn vermogen behoorde. De enkele tenaamstelling van de auto op naam van appellant rechtvaardigde de veronderstelling dat deze auto een bestanddeel van zijn vermogen was. Appellant had onvoldoende bewijs geleverd om het tegendeel aan te tonen.
Daarnaast stelde appellant dat de behandelend klantmanager al eerder op de hoogte was van de tenaamstelling van de BMW en dat er geen actie was ondernomen. De Raad oordeelde dat dit niet voldoende was voor een geslaagd beroep op het vertrouwens- of rechtszekerheidsbeginsel, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door het bevoegde orgaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.