ECLI:NL:CRVB:2013:2202

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
10-2825 INBURG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kostenveroordeling na tegemoetkoming in bezwaar door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 10/2825 INBURG. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag met een nieuw besluit op 27 juni 2013 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Dit besluit volgde op een tussenuitspraak van de Raad op 20 februari 2013, waarin het college was opgedragen om een eerder besluit te herstellen.

Appellante heeft op 11 juli 2013 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een kostenveroordeling voor de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het college kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het college in het besluit van 27 juni 2013 heeft aangegeven de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden, maar dat de kosten van het beroep en het hoger beroep nog ter beoordeling stonden. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.912,34, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft het college veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan appellante. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 oktober 2013, ondertekend door G.M.T. Berkel-Kikkert en griffier S. Aaliouli.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 oktober 2013
10/2825 INBURG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
's-Gravenhage van 24 maart 2010, 09/5518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats](appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft op 20 februari 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin aan het college is opgedragen het gebrek in het besluit van 23 juni 2009 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Het college heeft op 27 juni 2013 een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 juli 2013 heeft mr. Beelaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat met het nieuwe besluit van 27 juni 2013 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Nu het college niet heeft betwist dat aldus aan appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Aangezien het college in het besluit van 27 juni 2013 al heeft aangegeven de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot
op € 944,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 944,-- voor verleende rechtsbijstand en, gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, worden op basis van openbaar vervoer, tweede klasse, vergoed € 24,34 aan reiskosten in hoger beroep, dus totaal
€ 1.912,34.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.912,34.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2013.
(getekend) G.M.T. Berkel-Kikkert
(getekend) S. Aaliouli
IvR