ECLI:NL:CRVB:2013:2279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep wegens tegemoetkoming door het Uwv en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P. Hanenberg, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 25 november 2010. Tijdens de zitting op 6 april 2012 is appellante in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv niet aanwezig was. Na het heropenen van het onderzoek heeft een psychiater op 19 december 2012 een rapport uitgebracht. Op 22 mei 2013 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarna mr. Hanenberg op 30 mei 2013 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 944,- voor rechtsbijstand in beroep, € 944,- voor rechtsbijstand in hoger beroep en € 19,20 aan reiskosten.
De Raad heeft echter geoordeeld dat kosten in bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt voor beroepsmatige rechtsbijstand. De appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om het Uwv te veroordelen tot een totaalbedrag van € 1.907,20 aan proceskosten.