ECLI:NL:CRVB:2013:2339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
12-5229 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wubo-uitkering en voorzieningen wegens gebrek aan blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend voor een Wubo-uitkering en voorzieningen, welke was afgewezen op basis van het oordeel dat er geen blijvende invaliditeit was door oorlogsgeweld. De Raad heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellante niet gerelateerd zijn aan het door haar meegemaakte oorlogsgeweld, maar voortkomen uit andere oorzaken.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Appellante had in 2011 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 12 maart 2012 werd erkend in verband met haar ervaringen tijdens de Bersiap-periode. Echter, de aanvraag werd afgewezen omdat de psychische klachten niet in verband konden worden gebracht met het oorlogsgeweld. De Raad heeft de adviezen van de geneeskundig adviseurs, A.J. Maas en R.J. Roelofs, als voldoende onderbouwd en overtuigend beschouwd. Beide adviseurs concludeerden dat er geen psychopathologie aanwezig was die gerelateerd kon worden aan het oorlogsgeweld.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de standpunten van de geneeskundig adviseurs en heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in het beoordelen van claims voor Wubo-uitkeringen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat appellante de kosten van de procedure zelf moet dragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

12/5229 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Canada) (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [B.] beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 augustus 2012, kenmerk BZ01476742 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013. Namens appellante is
[B.] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijn de feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is in 1942 geboren in het toenmalige Nederlands-Indië. In augustus 2011 heeft zij een aanvraag ingediend om een toeslag of een periodieke uitkering en voorzieningen op grond van de Wubo.
1.2.
Bij besluit van 12 maart 2012 heeft verweerder erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo, te weten een gedwongen verblijf tijdens de
Bersiap-periode in een huis aan de Welirangstraat te Soerabaja en nadien het meemaken van beschietingen tijdens het transport naar een technische school te Soerabaja. Verweerder heeft de aanvraag echter afgewezen op de grond dat bij appellante geen sprake is van blijvende invaliditeit door het oorlogsgeweld. In dat verband is overwogen dat de psychische klachten van appellante niet in verband staan met het door haar meegemaakte oorlogsgeweld, maar door andere oorzaken zijn ontstaan. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wubo moet worden beoordeeld of verweerder op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat bij appellante geen sprake is van met het gedwongen verblijf en het meemaken van beschietingen samenhangend tot blijvende invaliditeit leidend letsel.
2.2.
Verweerder heeft zijn standpunt in eerste instantie gebaseerd op het advies van zijn geneeskundig adviseur, de arts A.J. Maas. Dit advies berust op een rapport van een door de psychiater H.F. Shane M.D. bij appellante verricht onderzoek. Maas concludeert uit het rapport van Shane dat er bij appellante geen psychopathologie aanwezig is die te relateren valt aan het aanvaarde oorlogsgeweld. De wel bij appellante aanwezige psychische klachten schrijft hij toe aan mishandeling(en) door haar vader. Zij heeft geen herinneringen aan de geverifieerde calamiteiten.
Het namens appellante ingediende bezwaar, waarbij de gemachtigde (broer van appellante) de mishandeling van de vader ontkent, is om advies voorgelegd aan een andere geneeskundig adviseur, de arts R.J. Roelofs. Deze arts geeft aan dat appellante in het gesprek met de psychiater heel duidelijk een zeer strenge opvoeding door een gewelddadige vader beschrijft. Hieraan wordt meer waarde gehecht dan aan de wijze waarop haar broer het heeft ervaren. Roelofs onderschrijft dan ook de bevindingen van Maas. Hij merkt daarbij nog op dat ook door het ontbreken van beperkingen bij appellante niet gesproken kan worden van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo.
2.4.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze advisering deugdelijk voorbereid en voldoende gemotiveerd. Er zijn geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder in het voetspoor van zijn geneeskundig adviseurs heeft ingenomen. Tegenover hun adviezen staan geen objectieve medische gegevens die in andere richting zouden kunnen wijzen. In het midden latend of sprake is geweest van een gewelddadige vader, uit de voorhanden medische gegevens blijkt dat bij appellante geen psychopathologie aanwezig is die tot beperkingen leidt en in verband kan worden gebracht met het aanvaarde oorlogsgeweld.
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2013.
(getekend) R. Kooper
(getekend) S.K. Dekker

HD