ECLI:NL:CRVB:2013:2470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de intrekking, beëindiging en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 maart 1996 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat haar dochter sinds december 2010 bij haar inwoonde. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Utrecht, waaruit bleek dat appellante vanaf 1 januari 2011 niet meer op haar opgegeven adres woonde.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet verplicht was om het verblijf van haar dochter te melden, omdat dit tijdelijk was en haar dochter geen inkomen had. De Raad oordeelde echter dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze informatie van invloed kon zijn op haar recht op bijstand. Bovendien werd vastgesteld dat appellante in de periode in geding veelvuldig bij haar vriend verbleef en niet op het opgegeven adres woonde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college voldoende aannemelijk had gemaakt dat appellante niet meer op haar woonadres woonde. De beslissing om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen werd daarmee gerechtvaardigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.