ECLI:NL:CRVB:2013:2708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellante had zich op 25 februari 2009 ziek gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv weigerde op 12 januari 2011 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per 23 februari 2011 minder dan 35% zou zijn. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 24 juni 2011.
De rechtbank Breda oordeelde in haar uitspraak van 5 maart 2012 dat het bestreden besluit van het Uwv vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen in stand bleven. De rechtbank vond dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld om tot hun oordeel te komen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, met name gericht op de medische grondslag van het besluit van het Uwv. Ze voerde aan dat het Uwv niet voldoende naar haar situatie had gekeken en dat er nieuwe medische informatie was, waaronder een recente MRI-scan. Het Uwv stelde echter dat de bezwaarverzekeringsarts over voldoende informatie beschikte en dat alle medische gegevens waren betrokken bij de beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van appellante in hoger beroep in essentie herhalingen waren van de eerder aangevoerde gronden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.