ECLI:NL:CRVB:2013:2709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Maastricht. De appellant, die als productiemedewerker werkzaam was, had zich op 10 september 2007 ziek gemeld vanwege knieklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant met ingang van 4 november 2009 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn laatstelijk verrichte werk en minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de beperkingen van de appellant op de datum in geding waren onderschat.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn knieklachten ernstiger zijn dan door het Uwv werd aangenomen en dat hij een urenbeperking tot twee uur per dag nodig heeft. De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen toereikende objectief-medische aanknopingspunten zijn voor deze claims. De bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapport aangegeven dat de informatie van de behandelend arts geen aanleiding gaf om het eerdere standpunt te wijzigen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de appellant op de datum in geding in staat was zijn eigen werk te verrichten.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de rol van de bezwaarverzekeringsarts in het proces.