ECLI:NL:CRVB:2013:2807

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12-919 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
  • E. Blijleven-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Frankrijk, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 29 december 2011. De appellant werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, die nadere gronden indiende. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin de verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden het gebrek in het besluit te herstellen. Op 25 juli 2013 heeft de verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen. Appellant heeft zich bij dit nieuwe besluit neergelegd en afzien van verdere juridische stappen, met de verwachting van een einduitspraak die ook de proceskosten zou omvatten.

De Raad heeft vervolgens op 9 september 2013 aan mr. E.R. Schenkhuizen gevraagd of de brieven van 17 en 27 augustus 2013 als een intrekking van het beroep konden worden opgevat, wat op 12 september 2013 werd bevestigd. De verweerder heeft op 24 oktober 2013 een verweerschrift ingediend. Met instemming van beide partijen heeft de Raad besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De verweerder betwist niet dat hij gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van appellant, maar stelt dat bepaalde kosten, zoals de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en telefoonkosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad is het met de verweerder eens dat deze kosten niet vergoed kunnen worden.

De Raad heeft vastgesteld dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van appellant en heeft daarom besloten om verweerder te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten zijn begroot op € 944,- voor verleende rechtsbijstand, en het door appellant betaalde griffierecht van € 35,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2013.

Uitspraak

12/919 WUV, 13/4069 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in het geding tussen:
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats], Frankrijk (appellant)
De Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 december 2011, kenmerk BZ01336971.
Namens appellant heeft mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat, nadere gronden ingediend.
De Raad heeft op 2 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder is opgedragen om binnen drie maanden na verzending van de tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 29 december 2011 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Verweerder heeft op 25 juli 2013 een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Bij brieven van 17 augustus 2013 en 27 augustus 2013 heeft mr. E.R. Schenkhuizen aangegeven dat appellant zich neerlegt bij het nieuwe besluit, afziet van nadere juridische actie en een einduitspraak verwacht met een beslissing over de proceskosten inclusief het betaalde griffierecht.
De Raad heeft mr. E.R. Schenkhuizen bij brief van 9 september 2013 gevraagd of voornoemde brieven kunnen worden opgevat als een intrekking van het inhoudelijk geding met een verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Bij brief van 12 september 2013 heeft mr. E.R. Schenkhuizen dit bevestigd.
Verweerder heeft bij brief van 24 oktober 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat een aparte vergoeding - zoals door appellant gevraagd - voor de eigen bijdrage in het kader van een toevoeging voor verlening van rechtsbijstand, gelet op artikel 1 van Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), niet tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast is voor de gevraagde telefoonkosten geen gespecificeerd kostenoverzicht overlegd waaruit blijkt dat sprake is van internationale telefoonkosten die in het kader van artikel 1 Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
Met verweerder is de Raad van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad stelt vast dat verweerder gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan het beroep van appellant. Verweerder heeft dit ook niet betwist. Daarom is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 944,- in beroep voor verleende rechtsbijstand.
Het door appellant betaalde griffierecht van € 35,- moet door verweerder op de voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb aan appellant worden vergoed. Daartoe dient appellant zich - zo nodig - rechtstreeks tot verweerder te wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt verweerder in de kosten van appellant tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2013.
(getekend) R. Kooper
(getekend) E. Blijleven-de Vries

HD