ECLI:NL:CRVB:2013:2969
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
Op 19 december 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster schadevergoeding heeft gevraagd van de Staat der Nederlanden vanwege overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures. De zaak betreft een hoger beroep van verzoekster tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Utrecht, waarin zij betrokken was bij gedingen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad had eerder, op 26 oktober 2012, het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over de gevraagde schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
In de uitspraak van 19 december 2013 heeft de Raad vastgesteld dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase van de procedures is overschreden. De overschrijding bedroeg in de eerste procedure een jaar en vier maanden, en in de tweede procedure een jaar en twee maanden. De Staat heeft erkend dat verzoekster recht heeft op schadevergoeding, maar stelde dat deze alleen voor de eerste procedure zou gelden, omdat beide procedures in hoofdzaak betrekking hadden op hetzelfde onderwerp. Verzoekster heeft zich kunnen verenigen met deze zienswijze en verzocht de Raad om de schadevergoeding vast te stellen.
De Raad heeft, in lijn met het standpunt van partijen, besloten dat de Staat verzoekster een schadevergoeding van € 1.500,-- moet betalen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 19 december 2013, waarbij J.W. Schuttel de uitspraak heeft gedaan en P. Boer als griffier aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen.