ECLI:NL:CRVB:2013:798

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
12-1341 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor kosten van geneesmiddelen Concerta of Medikinet CR

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert ongegrond had verklaard. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de (meer)kosten van het geneesmiddel Concerta of Medikinet CR voor haar zoontje, die bekend is met ADHD. De zorgverzekeraar vergoedde deze kosten niet, en het college had de aanvraag afgewezen op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw), die als een passende en toereikende voorziening wordt beschouwd voor de kosten van geneesmiddelen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante stelde dat het middel Ritalin, dat haar zoontje momenteel gebruikt, niet optimaal werkt en dat de medicatie niet regelmatig kan worden ingenomen, wat negatieve gevolgen heeft voor zijn concentratie en gedrag. De Raad oordeelde dat op grond van artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB) geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is. De Zvw wordt als zodanig beschouwd, en de Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.

De Raad bevestigde dat de situatie van appellante en haar zoontje kwetsbaar is, maar dat de aangevoerde omstandigheden niet als zeer dringende redenen konden worden aangemerkt. De verklaringen van Bureau Jeugdzorg, het Riagg en de huisarts bevestigden enkel de wenselijkheid van het middel, maar niet de acute noodzaak. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met T.A. Meijering als griffier, en vond plaats op 2 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1341 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
24 januari 2012, 11/1258 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.J.D.D. Burhenne, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Burhenne. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.C. Lambers.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2.
Het zoontje van appellante is bekend met ADHD. Hiervoor is hem het geneesmiddel Ritalin voorgeschreven. Appellante heeft op 2 maart 2011 bijzondere bijstand aangevraagd voor de (meer)kosten van het geneesmiddel Concerta of Medikinet CR. Deze kosten worden niet vergoed door de zorgverzekeraar van appellante. Bij besluit van 16 maart 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 18 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 16 maart 2011 ongegrond verklaard op de grond dat voor kosten van geneesmiddelen de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een passende en toereikende voorziening wordt gezien zodat voor bijzondere bijstand voor deze kosten geen plaats is. Het college heeft geen zeer dringende redenen gezien om hiervan af te wijken.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft haar eerder in bezwaar en beroep ingenomen standpunt herhaald, inhoudende, kort samengevat, dat het middel Ritalin niet op een juiste en optimale wijze voor haar zoontje werkt. Het middel bevat weliswaar dezelfde werkzame stoffen als Concerta of Medikinet CR maar heeft een kortdurende werking en dient anders dan Concerta of Medikinet CR niet eenmaal maar driemaal per dag ingenomen te worden. Mede door zijn problematiek is het voor het zoontje van appellante lastig om regelmatig zijn medicatie in te nemen wat een negatieve invloed heeft op zijn concentratie en gedrag.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Wet werk en bijstand (WWB) bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB strekt het recht op bijstand zich niet uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (CRvB 28 juli 2011, LJN BR3948) dient voor de kosten van geneesmiddelen de Zvw als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Voorts is in de Zvw een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten. Dit betekent dat in beginsel artikel 15, eerste lid, van de WWB in de weg staat aan de verlening van bijzondere bijstand voor de door appellante gevraagde (meer) kosten van medicijnen.
4.4.
Het eerste lid van artikel 16 van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.5.
Hoewel onbetwist sprake is van een kwetsbare situatie van appellante en haar zoontje, kan hetgeen appellante heeft aangevoerd niet worden aangemerkt als een zeer dringende reden zoals in 4.4 is omschreven. De aanwezigheid van zeer dringende redenen kan evenmin worden afgeleid uit de door appellante overgelegde verklaringen van Bureau Jeugdzorg, het Riagg en haar huisarts, die slechts de wenselijkheid van het middel voor haar zoontje bevestigen maar waaruit niet van een acute noodzaak in vorenbedoelde zin blijkt.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2013.
(getekend) M. Hillen
(getekend) T.A. Meijering

QH