Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart de verzoeken om toekenning van schadevergoeding niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 236,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de verzoeken van twee verzoekers om schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn in hun rechtszaak. De verzoekers hadden hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De Raad constateert dat er geen geschil meer bestaat over de door verzoekers verzochte schadevergoeding, aangezien de Staat der Nederlanden heeft aangeboden een bedrag van € 1.000,- aan beide verzoekers te vergoeden. Dit bedrag is een erkenning van de overschrijding van de redelijke termijn, die in totaal bijna een jaar heeft geduurd, verdeeld over zowel de rechterlijke als de bestuurlijke fase.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzoeken om schadevergoeding wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dit is gebaseerd op de vaste rechtspraak van de Raad, die stelt dat er geen procesbelang kan worden ontleend aan de verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten. Desondanks heeft de Raad besloten de Staat en de korpschef te veroordelen in de proceskosten van de verzoekers, die zijn begroot op € 472,- voor verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de reacties van de verzoekers als twee proceshandelingen zijn aangemerkt.
De uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel, met P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2013. De Raad heeft de verzoeken om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de Staat en de korpschef wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoekers, elk tot een bedrag van € 236,-.