ECLI:NL:CRVB:2013:864
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- E.J. Govaers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door Uwv na terugvordering wachtgeld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, A. te B., tegen de afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als gevolg van de terugvordering van haar wachtgeld. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo van 11 januari 2012. Appellante had in 2007 een WAO-uitkering aangevraagd, die met terugwerkende kracht werd toegekend, wat leidde tot de terugvordering van het wachtgeld dat zij van haar werkgever KPMG had ontvangen. Appellante stelde dat zij door deze terugvordering schade had geleden ter hoogte van ongeveer € 15.000,- en verzocht om vergoeding van deze schade en wettelijke rente.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding alleen kan worden toegewezen als het besluit dat de schade heeft veroorzaakt onrechtmatig is. Aangezien appellante geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het besluit van het Uwv van 17 januari 2007, had dit besluit formele rechtskracht gekregen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het besluit onrechtmatig was en dat de schade eerder voortkwam uit de terugvordering van het wachtgeld door KPMG.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de schade voortvloeide uit het besluit van het Uwv. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de schadevergoeding op goede gronden had afgewezen. Er was geen bewijs van toezeggingen van het Uwv die appellante een gerechtvaardigde verwachting hadden kunnen geven dat de WAO-uitkering geen financiële gevolgen zou hebben voor haar wachtgeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.