Uitspraak
29 maart 2011, 10/5356 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, die in Duitsland woont en in Nederland werkzaam was, een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten in verband met een procedure tegen de Deutsche Familienkasse. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen causaal verband is aangetoond tussen de besluitvorming van de Svb en de procedure in Duitsland. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard.
De appellant had in augustus 2005 een procedure gestart tegen de Deutsche Familienkasse vanwege een terugvordering van ten onrechte betaalde kinderbijslag. Tegelijkertijd had hij de Svb verzocht om toekenning van kinderbijslag, wat leidde tot verschillende besluiten van de Svb. In 2009 verzocht appellant de Svb om vergoeding van gemaakte kosten in verband met de procedure tegen de Deutsche Familienkasse, maar de Svb weigerde dit verzoek.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de Svb niet aansprakelijk is voor de gestelde schade, omdat deze niet het directe gevolg is van de besluitvorming van de Svb. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geen nieuw causaal verband kunnen vaststellen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat er geen grond is voor een veroordeling van de Svb in de proceskosten van appellant. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 juli 2013.