ECLI:NL:CRVB:2013:869

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
11-1307 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding in hoger beroep na wijziging standpunt Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 januari 2011. Appellant, vertegenwoordigd door mr. E.M.A. Leijser, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat aanvankelijk had geoordeeld dat appellant niet arbeidsongeschikt was. Echter, bij brief van 24 oktober 2012 heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en erkend dat appellant sinds 1 maart 2002 arbeidsongeschikt is. Dit leidde tot een nieuwe beslissing op bezwaar op 15 januari 2013, waarin werd vastgesteld dat appellant recht heeft op een Wajong-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid vanaf zijn 18e jaar.

Na deze wijziging heeft mr. R.A.H. van Huijgevoort, kantoorgenoot van mr. Leijser, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 2.360,--, bestaande uit € 944,-- voor bezwaar, € 944,-- voor beroep en € 472,-- voor hoger beroep. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier.

Uitspraak

11/1307 WAJONG
Datum uitspraak: 5 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 januari 2011, 10/1230 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E.M.A. Leijser, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 24 oktober 2012 heeft het Uwv meegedeeld dat het standpunt van het Uwv is gewijzigd en dat alsnog ervan wordt uitgegaan dat appellant sinds 1 maart 2002 arbeidsongeschikt is en vanaf het 18de jaar om medische redenen volledig arbeidsongeschikt wordt geacht in het kader van de Wajong.
De Raad heeft het Uwv verzocht om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, gebaseerd op het gewijzigde standpunt.
Het Uwv heeft op 15 januari 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Onder gegrond verklaring van het bezwaar tegen de primaire beslissing van 21 oktober 2009, is beslist dat appellant vanaf zijn 18e jaar recht heeft op een Wajong-uitkering, gebaseerd op een volledige arbeidsongeschiktheid.
Bij brief van 6 februari 2013 heeft mr. R.A.H. van Huijgevoort, kantoorgenoot van
mr. Leijser, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat mr. Van Huijgevoort namens appellant het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv bij besluit van 15 januari 2013 grotendeels aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, en dat namens appellant een verzoek om veroordeling van het Uwv in de proceskosten is gedaan.
Nu het Uwv niet heeft betwist dat aldus aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 944,-- in bezwaar, € 944,-- in beroep en € 472,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.360,--.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.360,--.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
eh