ECLI:NL:CRVB:2013:965

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
12-4941 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W.J. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een WAJONG-uitkering en de beoordeling van medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van een WAJONG-uitkering aan appellante, geboren in 1992, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag voor de uitkering werd op 12 april 2010 ingediend, waarna het Uwv op 28 juni 2010 besloot dat appellante geen recht had op arbeids- en inkomensondersteuning met ingang van 27 augustus 2010. Dit besluit werd in de bezwaarprocedure door de bezwaararbeidsdeskundige herzien, maar uiteindelijk bleef het Uwv bij de conclusie dat appellante geen recht had op de uitkering. Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 1 augustus 2012, waarin het beroep ongegrond werd verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 12 juli 2013 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de functies perronmedewerker en kassamedewerker geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen over de medische geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag liggen. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank in de tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak, waarin de geschiktheid van de functies voldoende gemotiveerd is toegelicht.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een partij in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/4941 WAJONG
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 1 augustus 2012, 11/13 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C.M. Peper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2013.
Appellante is - met bericht - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert.
OVERWEGINGEN
1. Het Uwv heeft naar aanleiding van de op 12 april 2010 ontvangen aanvraag van appellante, geboren [in] 1992, om een uitkering op grond van de Wet Wajong bij besluit van 28 juni 2010 vastgesteld, na medisch en arbeidskundig onderzoek, dat zij geen recht heeft op arbeids- en inkomensondersteuning met ingang van 27 augustus 2010.
2. In de bezwaarprocedure heeft de bezwaararbeidsdeskundige in een rapport van
23 november 2010 vermeld dat de aan het besluit van 28 juni 2010 ten grondslag gelegde functies niet kunnen worden gehandhaafd en heeft hij voorts, na een kleine correctie van het maatmaninkomen, op basis van drie nieuwe functies vastgesteld dat het loonverlies 21,54% bedroeg. Hierna heeft het Uwv bij besluit van 23 november 2010 het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
3. De bezwaararbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van het beroep tegen het besluit van
23 november 2010 (bestreden besluit) de functieduiding andermaal deels gewijzigd en vastgesteld dat het loonverlies 18,8 % bedroeg.
4.1. De rechtbank heeft bij haar tussenuitspraak van 25 april 2012, 11/13, voor zover hier van belang, geoordeeld dat de functies perronmedewerker (SBC-code 111220) en kassamedewerker (SBC-code 317030) geschikt zijn voor appellante. In de arbeidskundige rapporten van 23 november 2010, 9 september 2011 en 18 oktober 2011 is dit volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd toegelicht. Daarbij wees zij erop dat over het aspect reiken overleg met de bezwaarverzekeringsarts en over het aspect boven schouderhoogte actief zijn overleg met de arbeidskundig analist heeft plaatsgevonden. De rechtbank achtte de functie parkeercontroleur (SBC-code 342022) niet passend voor appellante in verband met het bij het aspect 2.3 van het Resultaat functiebeoordeling van deze functie vermelde vereiste “Duits en Engels enigszins beheersen”, waaraan appellante, gezien haar opleiding, niet voldeed.
4.2. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende functies resteerden om een schatting op te baseren en stelde het Uwv in de gelegenheid dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
4.3. Het Uwv heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak een arbeidskundig rapport van
11 mei 2012 overgelegd. Volgens dit rapport en de daarbij gevoegde Arbeidsmogelijkhedenlijst is de schatting uiteindelijk gebaseerd op de twee in 4.1 vermelde functies alsmede op de functie telefonist, receptionist (SBC-code 315120). Voorts is de functie verkoper groothandel (SBC-code 317012) als reservefunctie geselecteerd. Het loonverlies werd berekend op 21,6%. Volgens het Uwv was hiermee het gebrek in het bestreden besluit hersteld.
4.4. Naar aanleiding van de reactie van appellante op de twee in 4.3 vermelde nieuwe functies is in het arbeidskundig rapport van 19 juni 2012 opgemerkt dat uit de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 juni 2010 niet blijkt dat appellante niet snel zou kunnen schakelen. Er gelden immers geen beperkingen voor repetitieve handelingen, toetsenbord en muis bedienen, deadlines of productiepieken en een hoog handelingstempo. Voorts zijn de taken in deze functies juist licht belastend voor haar linkerarm en blijft de tilbelasting binnen de voor appellante geldende belastbaarheid. Wat betreft het boven schouderhoogte actief zijn in de functie verkoper groothandel werd gesteld dat ongeveer één keer per week 5 kg moet worden getild.
5.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand gelaten. Tevens heeft zij beslissingen gegeven over vergoeding aan appellante van griffierecht en proceskosten.
5.2. De rechtbank wees in de eerste plaats op hetgeen zij in de tussenuitspraak heeft geoordeeld over de functieduiding, als weergegeven in overweging 4.1. Zij oordeelde voorts dat in de arbeidskundige rapporten van 11 mei en 19 juni 2012 de passendheid van de functie telefonist, receptionist voldoende overtuigend was toegelicht. Volgens de rechtbank zijn er alsnog voldoende functies om de schatting op te baseren en heeft het Uwv het in de tussenuitspraak vastgestelde gebrek hersteld.
6. In hoger beroep heeft appellante alleen gronden aangevoerd tegen de medische geschiktheid van de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De Raad begrijpt het hoger beroep aldus dat appellante van mening is dat in verband met die gronden, die ook alleen ten grondslag lagen aan het bezwaar en het beroep, zij het met betrekking tot de in die fasen van de procedure aan de orde zijnde functies, bij de aangevallen uitspraak de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit ten onrechte geheel in stand zijn gelaten. Gelet op een en ander zal de Raad zijn beoordeling in hoger beroep beperken tot het aldus begrepen punt van geschil.
7.1. De Raad heeft geen aanleiding gezien om over de medische geschiktheid van de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag liggende functies anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan en volstaat met te verwijzen naar hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak daarover heeft overwogen. De Raad kan appellante voorts niet volgen in de grond dat in de arbeidskundige rapporten niet alle signaleringen zijn toegelicht. In het bijzonder in de rapporten van 23 november 2010 en
11 mei 2012 zijn alle signaleringen in het resultaat functiebeoordeling, waarbij voor de motivering van de geschiktheid van een bepaald aspect in een functie is verwezen naar het arbeidskundige rapport, van een nadere toelichting voorzien.
7.2. Overweging 7.1 leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
8. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van
D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2013.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) D. Heeremans
JvC