ECLI:NL:CRVB:2013:975
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van de premie voor de vrijwillige AOW/ANW verzekering en de toepassing van de verhuisregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de vaststelling van de premie voor de vrijwillige AOW/ANW verzekering. Appellant had in 1998 verzocht om toelating tot deze verzekering en had in 2005 bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde premie over de jaren 2001 tot en met 2003. De Svb had de premie vastgesteld op het maximum, omdat appellant niet had aangetoond dat zijn inkomen in die jaren lager was dan het maximum bedrag waarover premie verschuldigd is.
De rechtbank had eerder de besluiten van de Svb vernietigd, maar de Svb had in vervolg daarop opnieuw besloten dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van de verhuisregeling, die het mogelijk maakt om hypotheekrente in mindering te brengen op het inkomen. Appellant voerde aan dat de Svb ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn betaalde hypotheekrente en de verhuisregeling. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inkomen in de jaren 2001, 2002 en 2003 lager was dan het maximum. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht de premie op het maximum had vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van het inkomen en de voorwaarden voor de toepassing van de verhuisregeling. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.