ECLI:NL:CRVB:2013:BY8118

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1300 WOJ + 12/1301 WOJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van een voorlopige voorziening. De appellant, A. te B., had een aanvraag ingediend bij Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ) voor zorgindicaties. Op 23 maart 2010 deed de appellant een aanvraag, waarop BJZ op 22 april 2010 een indicatie voor zorg verstrekte voor de periode van 8 april 2010 tot 8 oktober 2010. Dit betrof onder andere begeleiding en persoonlijke verzorging. Na bezwaar van de appellant werd op 14 september 2010 een nieuwe beslissing genomen, waarbij de zorgindicaties werden aangepast en uitgebreid voor een langere periode.

In het procesverloop heeft de appellant, vertegenwoordigd door C. Dol, hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kinderrechter. Op 1 maart 2012 verzocht de appellant om een voorlopige voorziening, maar op 10 april 2012 trok hij dit verzoek in en vroeg hij BJZ te veroordelen in de proceskosten. BJZ diende een verweerschrift in, maar het onderzoek ter zitting werd achterwege gelaten met toestemming van beide partijen.

De voorzieningenrechter overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenveroordeling alleen kan plaatsvinden als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het verzoek. De Raad concludeerde dat dit niet het geval was, omdat BJZ een nieuw besluit had genomen op een nieuwe aanvraag van de appellant, wat niet als tegemoetkomen in de zin van de wet werd beschouwd. Daarom werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert, met P.A.M. Hulsdouw als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.

Uitspraak

12/1300 WOJ 12/1301 WOJ
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de kinderrechter als bestuursrechter van de rechtbank Zwolle sector Civiel te Zwolle van 23 februari 2012, 176511 / FZ RK 10-3896 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ)
Datum uitspraak: 10 januari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft C. Dol, werkzaam bij Belangenbehartiger.nl, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 1 maart 2012 heeft appellant verzocht om een voorlopige voorziening.
Bij brief van 10 april 2012 heeft de heer Dol namens appellant het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht BJZ te veroordelen in de proceskosten.
BJZ heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
De Raad stelt vast dat namens appellant het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken aangezien het spoedeisend belang is komen te ontvallen, nu BJZ appellant bij besluit van 5 april 2012 heeft geïndiceerd voor het zorgzwaartepakket GGZ 3C.
Het in de bodemprocedure bij de Raad bestreden besluit betreft een indicatie van BJZ op de aanvraag van appellant van 23 maart 2010. Bij besluit van 22 april 2010 is de volgende zorg voor appellant voor de periode van 8 april 2010 tot 8 oktober 2010 geïndiceerd:
- begeleiding individueel klasse 1;
- persoonlijke verzorging klasse 2;
- begeleiding groep klasse 1;
- verblijf tijdelijk klasse 1.
Bij besluit van 14 september 2010 is op het bezwaar van appellant de volgende beslissing genomen.
- Zorgaanspraak in het kader van de Zorgverzekeringswet;
- persoonlijke verzorging klasse 2 (voor de periode van 8 april 2010 tot 8 oktober 2010);
- tijdelijk verblijf klasse 1 (voor de periode van 8 april 2010 tot 8 oktober 2010);
- Begeleiding individueel klasse 4 (voor de periode van 8 april 2010 tot 8 april 2011);
- begeleiding groep klasse 3 (voor de periode van 8 april 2010 tot 8 april 2011).
Het besluit van 5 april 2012 is genomen naar aanleiding van een aanvraag van appellant van 27 februari 2012. De ingangsdatum van de geïndiceerde zorg is 24 maart 2012.
Nu het nieuwe besluit is genomen op een nieuwe aanvraag van appellant en een andere indicatieperiode betreft dan het bestreden besluit, is er geen sprake van een tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, zodat het verzoek om BJZ te veroordelen in de proceskosten zal worden afgewezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om BJZ te veroordelen in de proceskosten van appellant af.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2013.
(getekend) G.M.T. Berkel-Kikkert
(getekend) P.A.M. Hulsdouw