ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6115
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, A. te B., had bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) in de gemeente Helmond. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond had op 8 februari 2010 besloten om de bijstand van appellant in te trekken en een bedrag van € 11.031,93 terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij zijn hoofdverblijf in de gemeente Oosterhout had. Dit besluit werd door het college op 17 juni 2010 in een bestreden besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de intrekking van de bijstand werd beperkt tot de periode van 7 november 2009 tot 4 januari 2010.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig aan het college heeft doorgegeven dat hij in Oosterhout verbleef. Appellant had aangevoerd dat hij dit had gedaan via het re-integratiebureau USG Restart, maar de Raad oordeelde dat dit niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. Appellant had ook een beroep gedaan op dringende redenen om van terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelde dat aan de voorwaarden voor dringende redenen niet was voldaan. De financiële situatie van appellant en zijn persoonlijke omstandigheden werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om van terugvordering af te zien.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.F. Bandringa en M. Hillen als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 april 2013.