ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/6501 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
  • G.J. Govaers
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en medische beperkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2011, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in een besluit van 17 november 2010 vastgesteld dat appellant per 25 mei 2010 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk was.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit berust op de juiste voor hem geldende beperkingen van medische aard. Hij betoogde dat onvoldoende rekening is gehouden met de samenhang van zijn beperkingen, waaronder COPD, prikkelbare darmsyndroom, slaap-apneu en obesitas, die volgens hem zouden moeten leiden tot een urenbeperking van 20 uur per week. Tevens herhaalde hij zijn verzoek om een expertise door een psychiater.

De Centrale Raad van Beroep heeft de beroepsgronden van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank deze op juiste wijze heeft weergegeven en gemotiveerd waarom ze niet slagen. De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De verklaring van de psychiater, gedateerd 18 oktober 2011, bevatte geen nieuwe medische informatie die het oordeel van de rechtbank zou kunnen veranderen. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/6501 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2011, 10/6264 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 april 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.M.E. Schreinemacher, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2013. Voor appellant is verschenen mr. Schreinemacher. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 17 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 15 juni 2010 inhoudend dat voor appellant per 25 mei 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk is.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het bestreden besluit berust op de juiste voor hem geldende beperkingen van medische aard voor het verrichten van arbeid. Hij stelt zich op het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met de wijze waarop alle beperkingen invloed op elkaar hebben. De beperkingen voortvloeiend uit COPD, prikkelbare darmsyndroom, slaap-apneu en obesitas in samenhang bezien leiden tot energetische tekorten, die zich zouden moeten vertalen in een urenbeperking van 20 uur per week. Voorts heeft hij zijn verzoek om een expertise door een psychiater te laten opmaken, zoals reeds gedaan bij de rechtbank, herhaald.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De rechtbank heeft de door appellant aangevoerde beroepsgronden, die nagenoeg overeenkomen met de gronden zoals in hoger beroep aangevoerd, op juiste wijze in de aangevallen uitspraak weergegeven. De rechtbank heeft deze gronden beoordeeld en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De rechtbank heeft een juist oordeel gegeven. De Raad stelt zich dan ook volledig achter de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De in hoger beroep overgelegde verklaring van de psychiater B. Frelier, gedateerd 18 oktober 2011, kan niet tot een ander oordeel leiden, reeds omdat deze verklaring geen nieuwe medische informatie over de gezondheidssituatie van appellant per 25 mei 2010, de datum in geding, bevat.
4.3. Gelet op het hetgeen is overwogen in 4.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en G.J. Govaers en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
GdJ