ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6894
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Herziening van terugvordering van uitkeringen aan erfgenamen van oorlogsgetroffene
In deze zaak hebben de erven van een overleden betrokkene beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin werd medegedeeld dat een te veel betaald bedrag aan uitkeringen teruggevorderd zou worden. De betrokkene, geboren in 1940 in het toenmalig Nederlands-Indië, was eerder erkend als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). In 2006 diende hij een aanvraag in voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Na erkenning ontving hij diverse uitkeringen, maar na zijn overlijden in 2008 werd er een te veel betaald bedrag van € 6.323,29 teruggevorderd van zijn weduwe. De erven maakten bezwaar tegen deze terugvordering, wat leidde tot het bestreden besluit van 24 augustus 2011, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de terugvordering werd ongedaan gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verweerder niet tijdig had gereageerd op het overlijdensbericht van de GBA, waardoor het bezwaar van de erven terecht was. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, omdat de eerdere fouten in de beoordeling van de aanspraken van de betrokkene niet relevant waren voor deze procedure. De uitspraak werd gedaan door R. Kooper, met V.C. Hartkamp als griffier, en vond plaats op 21 februari 2013.