ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6894

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/5352 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van terugvordering van uitkeringen aan erfgenamen van oorlogsgetroffene

In deze zaak hebben de erven van een overleden betrokkene beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin werd medegedeeld dat een te veel betaald bedrag aan uitkeringen teruggevorderd zou worden. De betrokkene, geboren in 1940 in het toenmalig Nederlands-Indië, was eerder erkend als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). In 2006 diende hij een aanvraag in voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Na erkenning ontving hij diverse uitkeringen, maar na zijn overlijden in 2008 werd er een te veel betaald bedrag van € 6.323,29 teruggevorderd van zijn weduwe. De erven maakten bezwaar tegen deze terugvordering, wat leidde tot het bestreden besluit van 24 augustus 2011, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de terugvordering werd ongedaan gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verweerder niet tijdig had gereageerd op het overlijdensbericht van de GBA, waardoor het bezwaar van de erven terecht was. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, omdat de eerdere fouten in de beoordeling van de aanspraken van de betrokkene niet relevant waren voor deze procedure. De uitspraak werd gedaan door R. Kooper, met V.C. Hartkamp als griffier, en vond plaats op 21 februari 2013.

Uitspraak

11/5352 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
De erven van [naam betrokkene], laatst gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak 21 februari 2013.
PROCESVERLOOP
In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de plaats getreden van de Raadskamer Wubo van de Pensioen en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUBO van de PUR.
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 augustus 2011, kenmerk BZ01247820 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940 1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2013. Voor appellanten is verschenen [gemachtigde]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten zijn de erfgenamen van [naam betrokkene] (betrokkene), geboren in 1940 in het toenmalig Nederlands-Indië. Betrokkene is in 1976 erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 1945 (Wuv). Een uitkering is hem toen geweigerd.
1.2. In december 2006 heeft betrokkene een aanvraag ingediend om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en om toekenningen op grond van de Wubo of de Wuv, al naar gelang het gunstigste is. Bij besluit van 15 augustus 2007 is erkend dat betrokkene is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo. Hem zijn met ingang van 1 december 2006 een toeslag, een garantie-uitkering, een vergoeding van huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer toegekend.
1.3. Betrokkene is [in] 2008 overleden. Verweerder heeft hiervan bericht ontvangen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA).
1.4. Bij besluit van 20 september 2010 heeft verweerder de weduwe van betrokkene meegedeeld dat de betalingen niet op tijd konden worden stopgezet en dat per saldo € 6.323,29 onverschuldigd is betaald. Dit bedrag is van haar teruggevorderd. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat het te veel betaalde bedrag niet wordt teruggevorderd.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 20 september 2010 ongedaan gemaakt (herroepen). Daartoe is overwogen dat verweerder zelf niet tijdig heeft gereageerd op het overlijdensbericht van de GBA. Aan het bezwaar tegen het besluit van 20 september 2010 is dus geheel tegemoetgekomen.
2.2. In beroep hebben appellanten naar voren gebracht kort samengevat dat in 1976 grote fouten zijn gemaakt bij het beoordelen van de aanspraken van betrokkene. Volgens hen had het verband tussen de klachten van betrokkene en het oorlogsgeweld al in 1976 kunnen en moeten worden vastgesteld. Deze stellingen gaan echter de omvang van dit geding te buiten. Het bestreden besluit betreft uitsluitend de terugvordering van de te lang doorbetaalde uitkering en het ongedaan maken daarvan. Over dat beperkte onderwerp hebben appellanten niets naar voren gebracht dat tot vernietiging van het bestreden besluit zou kunnen leiden.
2.3. Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2013.
(getekend) R. Kooper
(getekend) V.C. Hartkamp
HD