ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7058

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/5712 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het aantal uren aan verzorgingshulp voor vervolgde uitkeringsgerechtigde

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1917 en uitkeringsgerechtigde op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, gedateerd 3 augustus 2012, betrof de afwijzing van haar aanvraag voor een vergoeding voor verzorgingshulp van 12 uur per dag. De Sociale verzekeringsbank had eerder al een vergoeding van 14 uur per week voor persoonlijke verzorgingshulp en 20 uur per week voor huishoudelijke hulp toegekend, maar stelde dat er geen medische noodzaak was voor meer dan 14 uur verzorgingshulp, omdat er geen contra-indicatie voor opname in een zorginstelling bestond.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder suikerziekte en hart- en vaatziekten, die verband houden met haar verleden als vervolgde. Desondanks heeft de Raad geen voldoende aanknopingspunten gevonden om het standpunt van de Sociale verzekeringsbank te weerleggen. De Raad heeft opgemerkt dat de keuze van appellante voor een specifiek Joods-religieus verzorgingshuis, vanwege haar geloofsovertuiging en persoonlijke voorkeur, niet als een medische noodzaak kan worden aangemerkt.

De Raad heeft geconcludeerd dat het beleid van de Sociale verzekeringsbank, dat bij een medische noodzaak voor meer dan 14 uren verzorgingshulp een contra-indicatie voor opname in een zorginstelling vereist, in dit geval correct is toegepast. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gehouden. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met P.J.M. Crombach als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2013.

Uitspraak

12/5712 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Groot-Brittanië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 11 april 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [naam dochter] beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van
3 augustus 2012, kenmerk BZ01466123 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2013. Daar is namens appellante verschenen, haar dochter [naam dochter]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1917, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wuv. Aanvaard is dat de bij haar aanwezige suikerziekte, gebitsklachten, nerveuze klachten en hart- en vaatziekten in verband staan met de ondergane vervolging. Aan appellante is in 1974 een vergoeding toegekend voor de kosten van vijfmaal per week een halve dag huishoudelijke hulp. Verder heeft verweerder in december 2010 aan appellante een vergoeding toegekend voor de kosten van haar verhuizing naar een aanleunwoning in Selig Court, een project van Jewish Care, te [woonplaats].
1.2. In december 2011 heeft appellante een aanvraag ingediend om een vergoeding voor de kosten van verzorgingshulp van 12 uur per dag. Die aanvraag is afgewezen bij het besluit van 28 maart 2012. Wel is aan haar een vergoeding toegekend voor de kosten van (persoonlijke) verzorgingshulp voor 14 uur per week. In combinatie met de in 1974 toegekende 20 uren huishoudelijk hulp komt het totaal op 34 uur aan verzorgingshulp en huishoudelijke hulp. Meer dan 14 uur per week van de door appellante gevraagde hulp kan naar het oordeel van verweerder niet worden toegekend omdat er bij appellante geen sprake is van een contra-indicatie voor opname in een zorginstelling. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Met betrekking tot het toekennen van verzorgingshulp thuis hanteert verweerder voor de in het buitenland woonachtige gerechtigden het beleid dat bij een medische noodzaak op grond van causale aandoeningen voor meer dan 14 uren verzorgingshulp het toekennen van meer dan 14 uren niet mogelijk is, tenzij er een contra-indicatie voor opname in een zorginstelling bestaat op grond van de causale aandoeningen.
2.2. Het standpunt van verweerder dat in het geval van appellante geen sprake is van een contra-indicatie voor opname in een verzorgingshuis is in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs. Bij die advisering is betrokken de van de huisarts van appellante verkregen informatie.
2.3. In de voorhanden medische gegevens heeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten gevonden om het in navolging van de medische adviseurs ingenomen standpunt van verweerder voor onjuist te houden. In bezwaar en beroep heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat appellante vanwege haar geloofsovertuiging alleen wenst te verhuizen naar een Joods-religieus verzorgingshuis. Het enige Joods-religieuze verzorgingshuis in de directe omgeving acht zij echter niet geschikt omdat appellante vanwege haar claustrofobie geen gebruik kan maken van de lift en ook omdat veel bewoners dementerend zijn, wat het psychisch gestel van appellante niet ten goede zou komen. Hoe begrijpelijk de voorkeur van appellante voor een religieus verzorgingshuis ook is, de keuze voor alleen een zodanig verzorgingshuis is een persoonlijke en geen medisch aangewezen keuze. Die keuze maakt niet dat er een causaal medische beperking bestaat voor het verhuizen naar welk verzorgingshuis dan ook. De Raad merkt overigens op dat er, zoals ter zitting ter sprake is geweest, in [woonplaats] nog een Joods-religieus verzorgingshuis bestaat dat wellicht wel aan de wensen van appellante voldoet.
2.4. Het voorgaande brengt mee dat het aantal uren aan verzorgingshulp op goede gronden is beperkt. Dat betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.J.M. Crombach
KR