ECLI:NL:CRVB:2013:CA2257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de WAO wegens onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B. uit Marokko, had verzocht om een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met de stelling dat hij vanaf 27 mei 1991 arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzoek van de appellant niet kon worden toegewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn arbeidsongeschiktheid aan te tonen. De Raad stelde vast dat de appellant slechts vier dagen ziekengeld had ontvangen in de periode van 27 mei 1991 tot 3 juni 1991 en dat er geen hernieuwde ziekmelding of betaling van ziekengeld had plaatsgevonden na deze datum. Bovendien werd opgemerkt dat de verklaringen van de behandelend arts van de appellant, M. Karim, niet betrouwbaar waren, aangezien deze arts had erkend zich te hebben vergist in de medische verklaringen.
De Raad concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat hij werknemer was in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WAO op de relevante data. Hierdoor kwam de appellant niet in aanmerking voor een uitkering op basis van de WAO. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.