ECLI:NL:CRVB:2014:104

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
12-4594 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scholierenvergoeding op grond van inkomenseis

In deze zaak heeft appellante op 5 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor een vergoeding op basis van de Beleidsregels Scholierenvergoedingen 2011-2012. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 27 oktober 2011 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de inkomenseis zoals gesteld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beleidsregels. Het college verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing op 23 december 2011 ongegrond, met de toevoeging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden.

De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 4 juli 2012 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat ten onrechte is aangenomen dat zij geen recht heeft op de scholierenvergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 19 november 2013, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door drs. A.A. Brouwer.

De Raad heeft overwogen dat de Beleidsregels Scholierenvergoedingen als buitenwettelijk begunstigend beleid moeten worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de bestuursrechter enkel toetst of het beleid consistent is toegepast. In dit geval is vastgesteld dat appellante in het refertejaar 2010 een inkomen had dat aanzienlijk hoger was dan het maximum dat in de Beleidsregels is vastgesteld. Hierdoor voldoet zij niet aan de doelstelling van het beleid, en kan zij ook geen beroep doen op de hardheidsclausule van artikel 7 van de Beleidsregels. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

12/4594 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2012, 12/523 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante]te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G.E. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift, en desgevraagd, een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.A. Brouwer.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 5 oktober 2011 een vergoeding aangevraagd op grond van de Beleidsregels Scholierenvergoedingen 2011-2012 (Beleidsregels).
1.2.
Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen op de grond dat appellante niet voldoet aan de in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beleidsregels gestelde inkomenseis.
1.3.
Bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 27 oktober 2011 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college tevens ten grondslag gelegd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 7 van de Beleidsregels.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante stelt dat geheel ten onrechte wordt aangenomen dat zij geen recht heeft op een scholierenvergoeding.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK2705, kan hij kennis nemen van het hoger beroep inzake de Beleidsregels Scholierenvergoeding 2007-2008 van het college. In deze uitspraak is voorts geoordeeld dat de Beleidsregels Scholierenvergoeding 2007-2008 gekwalificeerd dient te worden als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak betekent dit dat het beleid als gegeven wordt aanvaard en dat door de bestuursrechter slechts wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. Dit oordeel geldt tevens voor het geheel van de Beleidsregels.
4.2.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de Beleidsregels geldt in dit geval als refertejaar voor de scholierenvergoeding 2011-2012 het kalenderjaar 2010. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beleidsregels dient de aanvrager gedurende het refertejaar een bruto gezinsinkomen te hebben genoten dat minder of gelijk is aan 110% van de toepasselijke bruto IOAW jaarnorm. Ingevolge artikel 7 van de Beleidsregels kan het college in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in de Beleidsregels als toepassing daarvan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is gezien de doelstelling van de Beleidsregels.
4.3.
In het bestreden besluit is uiteen gezet dat de doelstelling van het beleid is om mensen die langdurig in armoede leven tegemoet te komen. Om die reden heeft het college bewust gekozen voor toetsing van het inkomen van het voorgaande jaar. Niet in geschil is dat appellante in het kalenderjaar 2010 een beduidend hoger inkomen heeft ontvangen dan het maximum als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beleidsregels. Appellante voldoet hierdoor niet aan de doelstelling van het beleid. Appellante heeft verzocht om toepassing van artikel 7 van de Beleidsregels. Nu appellante niet voldoet aan de doelstelling van het beleid, kan zij ook niet voldoen aan de hardheidsclausule van artikel 7 van de Beleidsregels zodat het beroep hierop niet slaagt. Hetgeen appellante hierover heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De Raad stelt vast dat de besluitvorming van het college in overeenstemming is met het door hem gevoerde beleid. Niet is gebleken van inconsistente toepassing van dit beleid.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2014.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) S.K. Dekker

HD