ECLI:NL:CRVB:2014:104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag scholierenvergoeding op grond van inkomenseis
In deze zaak heeft appellante op 5 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor een vergoeding op basis van de Beleidsregels Scholierenvergoedingen 2011-2012. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 27 oktober 2011 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de inkomenseis zoals gesteld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beleidsregels. Het college verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing op 23 december 2011 ongegrond, met de toevoeging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden.
De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 4 juli 2012 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat ten onrechte is aangenomen dat zij geen recht heeft op de scholierenvergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 19 november 2013, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door drs. A.A. Brouwer.
De Raad heeft overwogen dat de Beleidsregels Scholierenvergoedingen als buitenwettelijk begunstigend beleid moeten worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de bestuursrechter enkel toetst of het beleid consistent is toegepast. In dit geval is vastgesteld dat appellante in het refertejaar 2010 een inkomen had dat aanzienlijk hoger was dan het maximum dat in de Beleidsregels is vastgesteld. Hierdoor voldoet zij niet aan de doelstelling van het beleid, en kan zij ook geen beroep doen op de hardheidsclausule van artikel 7 van de Beleidsregels. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.