ECLI:NL:CRVB:2014:1132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB na verzuim van appellant om gevraagde gegevens te verstrekken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die sinds 31 juli 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had te maken met een intrekking van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Dit gebeurde na een onderzoek door het Team Handhaving Sociale Zekerheid, dat twijfels had over de woon- en leefsituatie van de appellant. Op 28 december 2011 werd appellant uitgenodigd voor een gesprek, maar hij reageerde niet op de uitnodigingen en kwam niet opdagen voor de afspraken. Het college heeft vervolgens de bijstand met ingang van 4 januari 2012 opgeschort en later ingetrokken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel degelijk op zijn uitkeringsadres woonde en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet ontvangen van de uitnodigingen, aangezien hij geheugenproblemen had. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er een toezegging was gedaan door zijn casemanager om alleen telefonisch contact te onderhouden. De Raad benadrukte dat het college de nodige zorgvuldigheid had betracht door de uitnodigingen aangetekend te verzenden.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat appellant verwijtbaar niet aan de uitnodiging had voldaan om zijn verzuim tijdig te herstellen. Hierdoor was het college bevoegd om de bijstand in te trekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.