ECLI:NL:CRVB:2014:114
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door verzoekers, vertegenwoordigd door mr. H. Seddigh Afshar, in verband met een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De verzoekers hebben hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken nadat zij van de Raad bericht hadden ontvangen dat de zitting van de voorlopige voorziening niet eerder kon plaatsvinden dan de zitting van de bodemzaak. Hierdoor was er geen aanleiding meer voor de Raad om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers hebben daarnaast verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer te veroordelen in de proceskosten. De Raad overweegt dat, aangezien het college niet geheel of gedeeltelijk aan de verzoekers tegemoet is gekomen, er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening ongemotiveerd was en dat er daarom geen aanleiding is om het college in de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen hiermee akkoord gingen. De beslissing van de Raad is daarmee definitief en er zijn geen verdere stappen ondernomen door de verzoekers.