ECLI:NL:CRVB:2014:114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
13-5348 WWB-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door verzoekers, vertegenwoordigd door mr. H. Seddigh Afshar, in verband met een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De verzoekers hebben hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken nadat zij van de Raad bericht hadden ontvangen dat de zitting van de voorlopige voorziening niet eerder kon plaatsvinden dan de zitting van de bodemzaak. Hierdoor was er geen aanleiding meer voor de Raad om een voorlopige voorziening te treffen.

Verzoekers hebben daarnaast verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer te veroordelen in de proceskosten. De Raad overweegt dat, aangezien het college niet geheel of gedeeltelijk aan de verzoekers tegemoet is gekomen, er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening ongemotiveerd was en dat er daarom geen aanleiding is om het college in de proceskosten te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen hiermee akkoord gingen. De beslissing van de Raad is daarmee definitief en er zijn geen verdere stappen ondernomen door de verzoekers.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 januari 2014
13/5348 WWB-VV, 13/5349 WWB-VV, 13/5351 WWB-VV, 13/5352 WWB-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de rechtbank
’s-Gravenhage van 7 maart 2012, 11/402 en 11/7036 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Verzoeker 1] en [Verzoeker 2] te[woonplaats] (verzoekers)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoekers heeft mr. H. Seddigh Afshar, advocaat, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend in verband met de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 17 oktober 2013 heeft mr. Seddigh Afshar namens verzoekers het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 31 oktober 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb worden veroordeeld.
2.
Het college is van mening dat mr. Seddigh Afshar het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ongemotiveerd intrekt en dat er daarom geen grond bestaat voor het toekennen van een proceskostenveroordeling.
2.1.
Mr. Seddigh Afshar heeft de Raad bericht dat het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken nadat van de Raad bericht was ontvangen dat de zitting van de voorlopige voorziening niet eerder kan plaatsvinden dan de zitting van de bodemzaak.
3.
De voorzieningenrechter van de Raad overweegt het volgende.
3.1.
Nu het college niet geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen dient het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten te worden afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2014.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) E.R. Flore

HD