ECLI:NL:CRVB:2014:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling aanvraag bijstand wegens onduidelijkheid over woonsituatie en medewerkingsverplichting
In deze zaak gaat het om de buiten behandelingstelling van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die zijn aanvraag indiende op 12 mei 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen verleende op 1 juni 2011 een voorschot in de vorm van een renteloze lening van € 200,-. Op 23 juni 2011 werd geprobeerd een onaangekondigd huisbezoek af te leggen, maar appellant was niet aanwezig. Na een gesprek op 27 juni 2011 gaf appellant toestemming voor een huisbezoek, maar dit kon niet doorgaan omdat hij niet op de afgesproken tijd aanwezig was. Het college stelde de aanvraag op 12 juli 2011 buiten behandeling, omdat appellant niet voldeed aan zijn medewerkingsplicht.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college gegrond, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij geen medewerking had geweigerd, maar dat hij geen sleutel had van de woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant wel degelijk verplicht was om medewerking te verlenen aan het huisbezoek, en dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. De Raad benadrukte dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder de nodige duidelijkheid over de woonsituatie van appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om het voorschot terug te vorderen, omdat appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De omstandigheden die appellant aanvoerde, zoals het ontbreken van inkomsten, waren niet voldoende om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, met C.E.M. van Paddenburgh als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 april 2014.