ECLI:NL:CRVB:2014:1149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schuldig nalatig voor het niet betalen van AOW-premie en verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.G. Groen, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Sociale verzekeringsbank (Svb), die haar voor 100% schuldig nalatig had verklaard voor het niet betalen van de AOW-premie over het jaar 2007. De Svb had vastgesteld dat appellante een bedrag van € 1.097,- aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen niet had betaald, en dat zij had nagelaten om een reservering te maken voor de mogelijke afwijking van de definitieve aanslag, ondanks een voorlopige teruggave door de Belastingdienst.
Tijdens de zitting op 21 februari 2014 is appellante niet verschenen, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door mr. H.S. van Zanten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep voerde appellante aan dat zij op het minimumniveau leeft en dat de nabetaling van een Ziektewetuitkering tot een hoog verzamelinkomen had geleid. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het standpunt van de Svb had onderschreven, en dat appellante geen omstandigheden had aangetoond die haar het niet betalen van de premie niet konden worden toegerekend.
De Raad bevestigde dat de bewijslast bij appellante ligt en dat het enkele feit dat zij een inkomen op bijstandsniveau had, geen reden was om haar verwijtbaarheid te ontkennen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Dekker.