ECLI:NL:CRVB:2014:1169
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens betrokkenheid bij hennepkwekerij en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 23 april 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant verhuisde op 6 juni 2011 naar Nijmegen. Uit een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand bleek dat er medio februari 2011 een hennepkwekerij met 123 hennepplanten in zijn woning was aangetroffen. Appellant heeft hierover verklaringen afgelegd, maar heeft nagelaten dit te melden bij het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde, wat leidde tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Op 5 december 2011 besloot het college de bijstand over de periode van 1 december 2010 tot en met 28 februari 2011 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Groningen verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij door derden was gedwongen om de hennepkwekerij in zijn woning toe te staan en dat hij geen inkomsten had ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door derden was gedwongen en dat hij geen melding had gemaakt van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De terugvordering werd eveneens bevestigd, omdat er geen afzonderlijke gronden tegen waren aangevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.