ECLI:NL:CRVB:2014:1178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden bij aanvraag WWB
Op 8 april 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betrof een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door appellant, die een ingangsdatum van 23 november 2006 wenste. De aanvraag was ingediend op 3 januari 2012, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had bij besluit van 30 januari 2012, na bezwaar, bijstand toegekend vanaf 22 december 2011. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 25 februari 2014 was appellant aanwezig, terwijl het college werd vertegenwoordigd door drs. A.A. Brouwer. Appellant voerde aan dat er wel sprake was van bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De Raad oordeelde dat volgens vaste rechtspraak in beginsel geen bijstand wordt verleend over de periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat er geen eerdere aanvraag om bijstand was gedaan en dat de medische verklaring van appellant niet voldoende bewijs bood voor de gestelde bijzondere omstandigheden. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.