ECLI:NL:CRVB:2014:1178

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
13-422 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden bij aanvraag WWB

Op 8 april 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betrof een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door appellant, die een ingangsdatum van 23 november 2006 wenste. De aanvraag was ingediend op 3 januari 2012, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had bij besluit van 30 januari 2012, na bezwaar, bijstand toegekend vanaf 22 december 2011. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 25 februari 2014 was appellant aanwezig, terwijl het college werd vertegenwoordigd door drs. A.A. Brouwer. Appellant voerde aan dat er wel sprake was van bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.

De Raad oordeelde dat volgens vaste rechtspraak in beginsel geen bijstand wordt verleend over de periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat er geen eerdere aanvraag om bijstand was gedaan en dat de medische verklaring van appellant niet voldoende bewijs bood voor de gestelde bijzondere omstandigheden. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

13/422 WWB
Datum uitspraak: 8 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 december 2012, 12/2675 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2014. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.A. Brouwer.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 3 januari 2012 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) met als gewenste ingangsdatum 23 november 2006.
1.2.
Bij besluit van 30 januari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 24 april 2012 (bestreden besluit), heeft het college appellant vanaf 22 december 2011, de datum waarop appellant zich heeft gemeld bij het UWV Werkbedrijf, bijstand toegekend. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft hij aangevoerd dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 5 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9651), betreffende de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2.
Niet betwist wordt dat geen sprake is geweest van een eerdere aanvraag om bijstand. Dat appellant niet eerder in staat is geweest bijstand aan te vragen wordt niet ondersteund door een medische verklaring van huisarts of psychiater. De medische verklaring van 2 april 2012 van PuntP ziet uitsluitend op de intakedatum 12 maart 2012 en geeft geen inzicht in de situatie van appellant over de daarvoor gelegen periode. Ook overigens bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van bijzondere omstandigheden, die een afwijking van het onder 4.1 geformuleerde uitgangspunt rechtvaardigen.
4.3.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van
C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
8 april 2014.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

IJ