ECLI:NL:CRVB:2014:1430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens verwijtbaar gedrag in re-integratietraject
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die tot 1 september 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstand verlaagd gekregen met 100% voor de duur van twee maanden. Dit was het gevolg van zijn gebrek aan medewerking aan een re-integratietraject, waarbij hij drie van de vijf huiswerkopdrachten niet naar behoren had uitgevoerd en zonder afmelding niet was verschenen op een bijeenkomst. De Raad oordeelde dat de gedragingen van de appellant verwijtbaar waren, wat leidde tot de verlaging van de bijstand.
De appellant had eerder al een verlaging van 20% van zijn bijstand gekregen, maar het college van burgemeester en wethouders van Woerden besloot de maatregel te verdubbelen omdat de appellant zich voor de tweede keer binnen 12 maanden schuldig had gemaakt aan een verwijtbare gedraging. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de appellant niet had betwist dat hij geen medewerking had verleend aan het re-integratietraject en dat hij zijn verplichtingen op grond van de WWB niet was nagekomen. De argumenten van de appellant, waaronder zijn rol als mantelzorger en de zorg voor zijn kinderen, werden niet als voldoende geacht om hem te ontheffen van zijn verplichtingen. De Raad concludeerde dat het college terecht had gehandeld door de bijstand te verlagen en dat er geen aanleiding was om de maatregel te matigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.